English-Dutch dictionary »

sine meaning in Dutch

EnglishDutch
mind one's own business (to concern oneself only with what is of interest to oneself and not interfere in the affairs of others)
verb

met zijn eigen zaken bemoeienwerkwoord

monkey business (activity that is mischievous, stupid, or time-wasting)
noun
[UK: ˈmʌŋk.i ˈbɪz.nəs]
[US: ˈmʌŋk.i ˈbɪz.nəs]

apenstreeksubstantief
{m} {f}

out of business (no longer in business)
adjective

buiten bedrijfbijvoeglijk naamwoord

showbusiness (entertainment industry)
noun

showbizzsubstantief
{m}

showbusinesssubstantief
{m}

tennessine (chemical element with atomic number 117)
noun

tennessinesubstantief

ursine (of or relating to bears)
adjective
[UK: ˈɜː.saɪn]
[US: ˈɝː.saɪn]

beer-bijvoeglijk naamwoord

12