silly meaning in Dutch

English	Dutch
silly [sillier, silliest] (foolish, showing a lack of good sense and wisdom) adjective [UK: ˈsɪ.li] [US: ˈsɪ.li]	dombijvoeglijk naamwoord ondoordachtbijvoeglijk naamwoord
silly [sillier, silliest] (pejorative: simple, not intelligent, unrefined) adjective [UK: ˈsɪ.li] [US: ˈsɪ.li]	stombijvoeglijk naamwoord
silly [sillier, silliest] (playful, giggly) adjective [UK: ˈsɪ.li] [US: ˈsɪ.li]	gekbijvoeglijk naamwoord ondeugendbijvoeglijk naamwoord
silly goose (silly person) noun [UK: ˈsɪ.li ɡuːs] [US: ˈsɪ.li ˈɡuːs]	domme ganssubstantief {f}
silly season (period when news media tend to place increased emphasis on reporting bizarre stories) noun [UK: ˈsɪ.li ˈsiːz.n̩] [US: ˈsɪ.li ˈsiːz.n̩]	komkommertijdsubstantief {m}

Your history