English-Dutch dictionary »

sexual meaning in Dutch

EnglishDutch
sexual (of or relating to having sex)
adjective
[UK: ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˈsek.ʃuːəl]

seksueelbijvoeglijk naamwoord

sexual adjective
[UK: ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˈsek.ʃuːəl]

seksuelebijvoeglijk naamwoord

sexual abuse (forcing of undesired sexual activity by one person on another)
noun

seksueel misbruiksubstantief
{n}

sexual harassment noun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˈhæ.rə.smənt]
[US: ˈsek.ʃuːəl hə.ˈræ.smənt]

ongewenste intimiteitensubstantief
{f}

seksuele intimidatiesubstantief
{f}

sexual intercourse (sexual interaction)
noun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˈɪn.tək.ɔːs]
[US: ˈsek.ʃuːəl ˈɪn.tərˌk.ɔːrs]

geslachtsgemeenschapsubstantief
{f}

seksueel verkeersubstantief
{n}

sexuele betrekkingensubstantief
{f-Pl}

sexual orientation noun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˈsek.ʃuːəl ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]

geaardheidsubstantief
{f}

seksuele geaardheidsubstantief
{f}

seksuele gerichtheidsubstantief
{f}

seksuele oriëntatiesubstantief
{f}

sexual reproduction (process whereby a new organism created by combining the genetic material of two organisms)
noun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˌriː.prə.ˈdʌk.ʃn̩]
[US: ˈsek.ʃuːəl ˌri.prə.ˈdək.ʃn̩]

geslachtelijke voortplantingsubstantief

seksuele reproductiesubstantief

sexuality [sexualities] (sexual activity)
noun
[UK: ˌsek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: ˌsek.ʃuː.ˈæ.lə.ti]

sexualiteitsubstantief
{f}

sexualization (act or process of sexualizing)
noun

seksualiseringsubstantief

sexually mature (able to reproduce)
adjective

geslachtsrijpbijvoeglijk naamwoord

sexually transmitted disease [sexually transmitted diseases] (disease contracted through sexual contact, see also: venereal disease; STD)
noun
[UK: ˈsek.ʃʊə.li trænz.ˈmɪ.tɪd dɪ.ˈziːz]
[US: ˈsek.ʃuːə.li træn.ˈsmɪ.təd ˌdɪ.ˈziːz]

seksueel overdraagbare aandoeningsubstantief

sexually transmitted infection (a sexually transmitted disease, with or without symptoms)
noun
[UK: ˈsek.ʃʊə.li trænz.ˈmɪ.tɪd ɪn.ˈfek.ʃn̩]
[US: ˈsek.ʃuːə.li træn.ˈsmɪ.təd ˌɪn.ˈfek.ʃn̩]

seksueel overdraagbare infectie [seksueel overdraagbare infecties]substantief
{f}

androsexual (a androsexual organism)
noun

androseksueelsubstantief
{m} {f}

asexual (having no distinct sex)
adjective
[UK: ˌeɪ.ˈsek.ʃuəl]
[US: ˌeɪ.ˈsek.ʃuəl]

geslachtloosbijvoeglijk naamwoord

asexual (having no interest in sex)
adjective
[UK: ˌeɪ.ˈsek.ʃuəl]
[US: ˌeɪ.ˈsek.ʃuəl]

aseksueelbijvoeglijk naamwoord

asexuality (state of not experiencing sexual attraction)
noun
[UK: eɪ.ˌsek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: eɪ.ˌsek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]

aseksualiteitsubstantief
{f}

autosexuality (sexual attraction to oneself)
noun

zelfseksualiteitsubstantief

bisexual (bisexual person)
noun
[UK: ˌbaɪ.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌbaɪ.ˈsek.ʃuːəl]

biseksueelsubstantief
{m} {f}

bisexual (botany: having both male and female organs)
adjective
[UK: ˌbaɪ.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌbaɪ.ˈsek.ʃuːəl]

tweeslachtigbijvoeglijk naamwoord

bisexual (sexually attracted to both men and women)
adjective
[UK: ˌbaɪ.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌbaɪ.ˈsek.ʃuːəl]

biseksueelbijvoeglijk naamwoord

bisexuality (psychology)
noun
[UK: ˌbaɪ.sek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: ˌbaɪ.sek.ʃuː.ˈæ.lə.ti]

biseksualiteitsubstantief
{f}

gynesexual (a gynesexual organism)
noun

gyneseksueelsubstantief
{m} {f}

gynesexual (sexually attracted to femininity, not necessarily women)
adjective

gyneseksueelbijvoeglijk naamwoord

gynesexuality (sexual orientation)
noun

gyneseksualiteitsubstantief
{f}

heterosexual (a heterosexual organism)
noun
[UK: ˌhe.tə.rə.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌhe.təro.ˈsek.ʃə.wəl]

heteroseksueelsubstantief
{m} {f}

heterosexual (sexually attracted to members of the opposite sex)
adjective
[UK: ˌhe.tə.rə.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌhe.təro.ˈsek.ʃə.wəl]

heteroseksueelbijvoeglijk naamwoord

heterosexuality (heterosexual orientation)
noun
[UK: ˌhe.tə.rə.ˌsek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: ˌhe.təro.sek.ʃə.ˈwæ.lə.ti]

heteroseksualiteitsubstantief
{f}

homosexual (person who is attracted solely or primarily to others of the same sex)
noun
[UK: ˌhɒ.mə.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌhomoˈsek.ʃə.wəl]

homosubstantief
{m}

homoseksueelsubstantief
{m}

homosexual (sexually attracted solely or primarily to the same sex)
adjective
[UK: ˌhɒ.mə.ˈsek.ʃʊəl]
[US: ˌhomoˈsek.ʃə.wəl]

homoseksueelbijvoeglijk naamwoord

van de verkeerde kantbijvoeglijk naamwoord

homosexuality [homosexualities] (sexual orientation)
noun
[UK: ˌhəʊ.mə.sek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: ˌhoʊ.mə.sek.ʃʊ.ˈæ.lɪ.ti]

homoseksualiteitsubstantief
{f}

I'm bisexual phrase

ik ben biphrase

12