scorn meaning in Dutch

English	Dutch
scorn [scorns] (contempt, disdain) noun [UK: skɔːn] [US: ˈskɔːrn]	minachtingsubstantief {f} verachtingsubstantief {f}
scorn [scorned, scorning, scorns] (to feel contempt or disdain for something or somebody) verb [UK: skɔːn] [US: ˈskɔːrn]	minachtenwerkwoord verachtenwerkwoord
scornful (showing scorn or disrespect; contemptuous) adjective [UK: ˈskɔːn.fəl] [US: ˈskɔːrn.fəl]	minachtendbijvoeglijk naamwoord minachtendebijvoeglijk naamwoord

English

Dutch

scorn [scorns] (contempt, disdain)
noun
[UK: skɔːn]
[US: ˈskɔːrn]

minachtingsubstantief
{f}

verachtingsubstantief
{f}

scorn [scorned, scorning, scorns] (to feel contempt or disdain for something or somebody)
verb
[UK: skɔːn]
[US: ˈskɔːrn]

scornful (showing scorn or disrespect; contemptuous)
adjective
[UK: ˈskɔːn.fəl]
[US: ˈskɔːrn.fəl]

minachtendbijvoeglijk naamwoord

minachtendebijvoeglijk naamwoord

Your history