English-Dutch dictionary »

ridge meaning in Dutch

EnglishDutch
ridge [ridges] (chain of hills)
noun
[UK: rɪdʒ]
[US: ˈrɪdʒ]

heuvelkamsubstantief
{m}

heuvelrugsubstantief
{m}

ridge [ridges] (chain of mountains)
noun
[UK: rɪdʒ]
[US: ˈrɪdʒ]

bergkamsubstantief
{m}

bergrugsubstantief
{m}

ridge [ridges] (elevation on ocean bottom)
noun
[UK: rɪdʒ]
[US: ˈrɪdʒ]

zeerugsubstantief

ridge [ridges] (highest point on a roof)
noun
[UK: rɪdʒ]
[US: ˈrɪdʒ]

noksubstantief
{m} {f}

abridge [abridged, abridging, abridges] (to deprive)
verb
[UK: ə.ˈbrɪdʒ]
[US: ə.ˈbrɪdʒ]

beknottenwerkwoord

berovenwerkwoord

abridge [abridged, abridging, abridges] (to make shorter)
verb
[UK: ə.ˈbrɪdʒ]
[US: ə.ˈbrɪdʒ]

bekortenwerkwoord

beperkenwerkwoord

inkortenwerkwoord

verkortenwerkwoord

abridged (cut or shortened, especially of a literary work)
adjective
[UK: ə.ˈbrɪdʒd]
[US: ə.ˈbrɪdʒd]

beknoptbijvoeglijk naamwoord

verkortbijvoeglijk naamwoord

abridger (one who abridges)
noun

inkortersubstantief
{m}

samenvattersubstantief
{m}

airbridge (link established by air transport)
noun

luchtbrugsubstantief

arch bridge (bridge with abutments at each end shaped as an arch)
noun

boogbrugsubstantief
{f}

bascule bridge (type of movable bridge)
noun
[UK: ˈbæ.skjuːl brɪdʒ]
[US: ˈbæ.skjuːl ˈbrɪdʒ]

basculebrugsubstantief
{m} {f}

bicycle bridge (type of bridge)
noun

fietsbrugsubstantief
{f} {m}

bridge [bridges] (card game)
noun
[UK: brɪdʒ]
[US: ˈbrɪdʒ]

bridgesubstantief

bridgetender (someone who maintains and/or operates a bridge)
noun

brugwachtersubstantief
{m}

burn one's bridges verb

je schepen achter je verbrandenwerkwoord

cartridge [cartridges] (firearms package)
noun
[UK: ˈkɑː.trɪdʒ]
[US: ˈkɑːr.trədʒ]

patroonsubstantief
{m} {f}

cartridge [cartridges] (vessel which contains the ink for a computer printer)
noun
[UK: ˈkɑː.trɪdʒ]
[US: ˈkɑːr.trədʒ]

inktpatroonsubstantief
{m} {f}

drawbridge (bridge which can be raised)
noun
[UK: ˈdrɔː.brɪdʒ]
[US: ˈdrɒ.ˌbrɪdʒ]

ophaalbrugsubstantief
{f}

valbrugsubstantief
{f}

footbridge [footbridges] (bridge for pedestrians)
noun
[UK: ˈfʊt.brɪdʒ]
[US: ˈfʊt.brɪdʒ]

voetgangersbrugsubstantief
{f}

grey partridge [grey partridges] (Perdix perdix)
noun
[UK: ɡreɪ ˈpɑː.trɪdʒ]
[US: ˈɡreɪ ˈpɑːr.trɪdʒ]

patrijssubstantief
{f}

veldhoensubstantief
{n}

land bridge (isthmus)
noun

landbrugsubstantief

partridge [partridges] (any bird of the genera Perdix or Alectoris)
noun
[UK: ˈpɑː.trɪdʒ]
[US: ˈpɑːr.trɪdʒ]

patrijssubstantief
{f}

pontoon bridge (a temporary bridge built over floating pontoons)
noun
[UK: pɒn.ˈtuːn brɪdʒ]
[US: panˈtuːn ˈbrɪdʒ]

pontonbrugsubstantief
{m} {f}

porridge [porridges] (breakfast cereal dish, see also: oatmeal)
noun
[UK: ˈpɒ.rɪdʒ]
[US: ˈpɔː.rədʒ]

papsubstantief
{c}

red-legged partridge [red-legged partridges] noun
[UK: red ˈle.ɡɪd ˈpɑː.trɪdʒ]
[US: ˈred ˈle.ɡəd ˈpɑːr.trɪdʒ]

rode patrijssubstantief
{f}

rock partridge noun

steenpatrijssubstantief

suspension bridge (bridge where the deck or roadway is suspended from cables)
noun
[UK: sə.ˈspen.ʃn̩ brɪdʒ]
[US: sə.ˈspen.ʃn̩ ˈbrɪdʒ]

hangbrugsubstantief
{f}

truss bridge (bridge)
noun

vakwerkbrugsubstantief
{f}

unbridgeable (unable to be bridged)
adjective
[UK: ʌn.ˈbrɪ.dʒəb.l̩]
[US: ʌn.ˈbrɪ.dʒəb.l̩]

onoverbrugbaarbijvoeglijk naamwoord

water under the bridge (something in the past that cannot be controlled but must be accepted)
noun

gedane zaken maken geen keersubstantief