English-Dutch dictionary »

rev meaning in Dutch

EnglishDutch
French Revolution (revolution in France from 1789-1799)
proper noun
[UK: frentʃ ˌre.və.ˈluːʃ.n̩]
[US: ˈfrentʃ ˌre.və.ˈluːʃ.n̩]

Franse Revolutieeigennam
{f}

grevillea (any of many Australian shrubs and trees of the genus Grevillea)
noun

zilvereiksubstantief

Grévy's zebra (Equus grevyi)
noun

Grévyzebrasubstantief

Industrial Revolution (major technological change in the late 18th and early 19th century)
proper noun
[UK: ɪn.ˈdʌ.strɪəl ˌre.və.ˈluːʃ.n̩]
[US: ˌɪn.ˈdə.striəl ˌre.və.ˈluːʃ.n̩]

industriële revolutieeigennam

irreverent (courageous, straightforward, having mass appeal, but likely to offend)
adjective
[UK: ɪ.ˈre.və.rənt]
[US: ɪ.ˈre.və.rənt]

respectloosbijvoeglijk naamwoord

irreverent (lacking respect or seriousness)
adjective
[UK: ɪ.ˈre.və.rənt]
[US: ɪ.ˈre.və.rənt]

oneerbiedigbijvoeglijk naamwoord

irreversible (incapable of being reversed)
adjective
[UK: ˌɪ.rɪ.ˈvɜː.səb.l̩]
[US: ˌɪ.rɪ.ˈvɝː.səb.l̩]

onomkeerbaarbijvoeglijk naamwoord

literature review (scholarly paper)
noun

literatuuronderzoeksubstantief
{n}

prevail [prevailed, prevailing, prevails] (To be current, widespread or predominant; to have currency or prevalence)
verb
[UK: prɪ.ˈveɪl]
[US: prɪ.ˈveɪl]

overheersenwerkwoord

prevail [prevailed, prevailing, prevails] (To be superior in strength, dominance, influence or frequency; to have or gain the advantage over others; to have the upper hand)
verb
[UK: prɪ.ˈveɪl]
[US: prɪ.ˈveɪl]

dominerenwerkwoord

overwinnenwerkwoord

zegevierenwerkwoord

prevail [prevailed, prevailing, prevails] (To succeed in persuading or inducing)
verb
[UK: prɪ.ˈveɪl]
[US: prɪ.ˈveɪl]

overtuigenwerkwoord

prevalence [prevalences] (number of cases compared to a total population)
noun
[UK: ˈpre.və.ləns]
[US: ˈpre.və.ləns]

overwichtsubstantief
{n}

prevalence [prevalences] (wide extension)
noun
[UK: ˈpre.və.ləns]
[US: ˈpre.və.ləns]

het algemeen voorkomensubstantief

het heersensubstantief

verspreidingsubstantief
{f}

prevalent (widespread, preferred)
adjective
[UK: ˈpre.və.lənt]
[US: ˈpre.və.lənt]

heersendbijvoeglijk naamwoord

wijdverspreidbijvoeglijk naamwoord

prevaricate [prevaricated, prevaricating, prevaricates] (deviate, transgress)
verb
[UK: prɪ.ˈvæ.rɪk.eɪt]
[US: prɪ.ˈvæ.rɪk.eɪt]

afwijkenwerkwoord

terugkrabbelenwerkwoord

prevaricate [prevaricated, prevaricating, prevaricates] (shift or turn from direct speech or behaviour, to equivocate)
verb
[UK: prɪ.ˈvæ.rɪk.eɪt]
[US: prɪ.ˈvæ.rɪk.eɪt]

rond de pot draaienwerkwoord

prevarication [prevarications] (deceit, evasiveness)
noun
[UK: prɪ.ˌvæ.rɪˈk.eɪʃ.n̩]
[US: prɪ.ˌvæ.rɪˈk.eɪʃ.n̩]

draaierijsubstantief
{m}

uitvluchtsubstantief
{m}

prevarication [prevarications] (deviation from what is right or correct)
noun
[UK: prɪ.ˌvæ.rɪˈk.eɪʃ.n̩]
[US: prɪ.ˌvæ.rɪˈk.eɪʃ.n̩]

overtredingsubstantief

prevaricator (one who prevaricates)
noun
[UK: prɪ.ˈvæ.rɪk.eɪ.tə]
[US: prɪ.ˈvæ.rʌˌk.eɪ.tər]

draaiersubstantief

veinzersubstantief

prevent [prevented, preventing, prevents] (to keep from happening, see also: forestall; avert; ward off)
verb
[UK: prɪ.ˈvent]
[US: prɪ.ˈvent]

verhinderenwerkwoord

voorkomenwerkwoord

prevention [preventions] (The act of preventing or hindering)
noun
[UK: prɪ.ˈven.ʃn̩]
[US: pri.ˈven.ʃn̩]

preventiesubstantief
{f}

prevention is better than cure (It is better to prevent the creation of a problem than to have to deal with it afterwards.)
phrase
[UK: prɪ.ˈven.ʃn̩ ɪz ˈbe.tə(r) ðæn kjʊə(r)]
[US: pri.ˈven.ʃn̩ ˈɪz ˈbe.tər ˈðæn ˈkjʊr]

voorkomen is beter dan genezenphrase

preview [previews] (advance showing of a film, exhibition etc.)
noun
[UK: ˈpriː.vjuː]
[US: ˈpriː.ˌvjuː]

avant-premièresubstantief
{f}

voorvertoningsubstantief
{f}

preview [previews] (foretaste of something)
noun
[UK: ˈpriː.vjuː]
[US: ˈpriː.ˌvjuː]

voorproefsubstantief
{f}

voorproefjesubstantief
{n}

voorsmaaksubstantief
{m}

voorsmaakjesubstantief
{n}

preview [previews] (something seen in advance)
noun
[UK: ˈpriː.vjuː]
[US: ˈpriː.ˌvjuː]

voorschouwsubstantief
{f}

previous (premature)
adjective
[UK: ˈpriː.vɪəs]
[US: ˈpriː.viəs]

voorbarigbijvoeglijk naamwoord

previous (prior)
adjective
[UK: ˈpriː.vɪəs]
[US: ˈpriː.viəs]

vorigbijvoeglijk naamwoord

2345

Your history