English-Dutch dictionary »

plain meaning in Dutch

EnglishDutch
plain [plains] (an expanse of land with relatively low relief)
noun
[UK: pleɪn]
[US: ˈpleɪn]

vlaktesubstantief

plain [plainer, plainest] (computing: containing no non-printing characters)
adjective
[UK: pleɪn]
[US: ˈpleɪn]

kaalbijvoeglijk naamwoord

plain [plainer, plainest] (ordinary; lacking adornment or ornamentation)
adjective
[UK: pleɪn]
[US: ˈpleɪn]

eenvoudigbijvoeglijk naamwoord

plain-winged antshrike (bird)
noun

leikleurige mierklauwiersubstantief

plains-wanderer (Pedionomus torquatus)
noun

trapvechtkwartelsubstantief
{f}

plaintiff [plaintiffs] (party bringing a suit in civil law against a defendant)
noun
[UK: ˈpleɪn.tɪf]
[US: ˈpleɪn.təf]

aanklagersubstantief

eisersubstantief

Central Plain (area)
proper noun

Centrale Vlakteeigennam
{f}

chaplain [chaplains] (member of a religious body)
noun
[UK: ˈtʃæ.plɪn]
[US: ˈtʃæ.plən]

kapelaansubstantief
{m}

complain [complained, complaining, complains] (to express feelings of pain, dissatisfaction, or resentment)
verb
[UK: kəm.ˈpleɪn]
[US: kəm.ˈpleɪn]

klagenwerkwoord

complain [complained, complaining, complains] (to make a formal accusation or bring a formal charge)
verb
[UK: kəm.ˈpleɪn]
[US: kəm.ˈpleɪn]

een klacht indienenwerkwoord

kankerenwerkwoord

zeikenwerkwoord

complaint [complaints] (criminal law: preliminary charge or accusation made by one person against another)
noun
[UK: kəm.ˈpleɪnt]
[US: kəm.ˈpleɪnt]

proces-verbaalsubstantief

complaint [complaints] (grievance, problem, difficulty, or concern; the act of complaining)
noun
[UK: kəm.ˈpleɪnt]
[US: kəm.ˈpleɪnt]

beklagsubstantief
{n}

grievensubstantief
{Pl}

klachtsubstantief
{m}

explain [explained, explaining, explains] (report)
verb
[UK: ɪk.ˈspleɪn]
[US: ɪk.ˈspleɪn]

toelichtenwerkwoord

uitleggenwerkwoord

verklarenwerkwoord

unexplained (not explained)
adjective
[UK: ˌʌ.nɪk.ˈspleɪnd]
[US: ˌʌ.nɪk.ˈspleɪnd]

onverklaardbijvoeglijk naamwoord