English-Dutch dictionary »

pet meaning in Dutch

EnglishDutch
competent (skilled)
adjective
[UK: ˈkɒm.pɪ.tənt]
[US: ˈkɑːm.pə.tənt]

capabelbijvoeglijk naamwoord

competentbijvoeglijk naamwoord

competition [competitions] (action of competing)
noun
[UK: ˌkɒm.pə.ˈtɪʃ.n̩]
[US: ˌkɑːm.pə.ˈtɪʃ.n̩]

concurrentiesubstantief
{f}

competition [competitions] (contest for a prize or award)
noun
[UK: ˌkɒm.pə.ˈtɪʃ.n̩]
[US: ˌkɑːm.pə.ˈtɪʃ.n̩]

competitiesubstantief
{f}

toernooisubstantief
{n}

wedloopsubstantief
{m}

wedstrijdsubstantief
{m}

competitive advantage (attribute)
noun

concurrentievoordeelsubstantief
{n}

competitor [competitors] (person against whom one is competing)
noun
[UK: kəm.ˈpe.tɪ.tə(r)]
[US: kəm.ˈpe.tə.tər]

concurentsubstantief
{m}

concurrentsubstantief
{m}

core competency (special expertise)
noun

kerncompetentiesubstantief

do you have any pets (do you have pets?)
phrase

heb jij huisdieren?phrase

hebben jullie huisdieren?phrase
{Pl}

heeft u huisdieren?phrase

hoist by one's own petard (be hurt by one's own plot)
adjective

valt er zelf inbijvoeglijk naamwoord

wie een put graaft voor een anderbijvoeglijk naamwoord

impetigo (contagious bacterial skin disease)
noun
[UK: ˌɪm.pɪ.ˈtaɪ.ɡəʊ]
[US: ˌɪm.pɪ.ˈtaɪɡo.ʊ]

impetigosubstantief
{m}

impetuosity (The quality of making rash decisions)
noun
[UK: ɪm.ˌpe.tʃʊ.ˈɒ.sɪ.ti]
[US: ɪm.ˌpe.tʃʊ.ˈɒ.sɪ.ti]

onstuimigheidsubstantief
{f}

impetuous (characterized by sudden and violent force)
adjective
[UK: ɪm.ˈpe.tʃʊəs]
[US: ˌɪm.ˈpet.ʃwəs]

bruuskbijvoeglijk naamwoord

gewelddadigbijvoeglijk naamwoord

onstuimigbijvoeglijk naamwoord

impetuous (describing one who makes arbitrary decisions)
adjective
[UK: ɪm.ˈpe.tʃʊəs]
[US: ˌɪm.ˈpet.ʃwəs]

impulsiefbijvoeglijk naamwoord

impetus [impetuses] (a force, either internal or external, that impels; an impulse)
noun
[UK: ˈɪm.pɪ.təs]
[US: ˈɪm.pə.təs]

stuwkrachtsubstantief

impetus [impetuses] (an activity in response to a stimulus)
noun
[UK: ˈɪm.pɪ.təs]
[US: ˈɪm.pə.təs]

prikkelsubstantief

stimulanssubstantief

impetus [impetuses] (something that impels)
noun
[UK: ˈɪm.pɪ.təs]
[US: ˈɪm.pə.təs]

aanleidingsubstantief

impulssubstantief

impetus [impetuses] (the force or energy associated with a moving body; a stimulus)
noun
[UK: ˈɪm.pɪ.təs]
[US: ˈɪm.pə.təs]

drijvende krachtsubstantief

incompetence (inability to perform)
noun
[UK: ɪnˈk.ɒm.pɪ.təns]
[US: ˌɪnˈk.ɑːm.pə.təns]

incompetentiesubstantief

incompetent (unskilled, lacking normally expected degree of ability)
adjective
[UK: ɪnˈk.ɒm.pɪ.tənt]
[US: ˌɪnˈk.ɑːm.pə.tənt]

incompetentbijvoeglijk naamwoord

limpet [limpets] (a small mollusc)
noun
[UK: ˈlɪm.pɪt]
[US: ˈlɪm.pɪt]

napslaksubstantief
{f}

magic carpet (a carpet capable of magical flight)
noun
[UK: ˈmæ.dʒɪk ˈkɑː.pɪt]
[US: ˈmæ.dʒɪk ˈkɑːr.pət]

vliegend tapijtsubstantief
{c}

magic carpet (a skier/snowboarder conveyor)
noun
[UK: ˈmæ.dʒɪk ˈkɑː.pɪt]
[US: ˈmæ.dʒɪk ˈkɑːr.pət]

sleepliftsubstantief
{m}

parapet (a low retaining wall)
noun
[UK: ˈpæ.rə.pɪt]
[US: ˈpæ.rə.pɪt]

borstweringsubstantief
{f}

perpetrator [perpetrators] (one who perpetrates)
noun
[UK: ˈpɜː.pɪ.treɪ.tə(r)]
[US: ˈpɝː.pə.ˌtre.tər]

bedrijversubstantief
{m}

dadersubstantief
{m}

perpetual (lasting forever)
adjective
[UK: pə.ˈpe.tʃʊəl]
[US: pər.ˈpe.tʃuːəl]

eeuwigbijvoeglijk naamwoord

eeuwigdurendbijvoeglijk naamwoord

perpetuate [perpetuated, perpetuating, perpetuates] (to make perpetual)
verb
[UK: pə.ˈpe.tʃʊeɪt]
[US: pər.ˈpe.tʃə.ˌwet]

vereeuwigenwerkwoord

pipette [pipettes] (small glass tube used for transferring liquid)
noun
[UK: pɪ.ˈpet]
[US: ˌpaɪ.ˈpet]

pipetsubstantief
{f} {n}

1234