English-Dutch dictionary »

pea meaning in Dutch

EnglishDutch
please repeat after me (phrase)
phrase

zegt u mij na alstublieftphrase

please speak more slowly phrase
[UK: pliːz spiːk mɔː(r) ˈsləʊ.li]
[US: ˈpliːz ˈspiːk ˈmɔːr ˈsloʊ.li]

spreek alsjeblieft langzamerphrase

spreek alstublieft langzamerphrase

prickly pear (any of various spiny cacti of the genus Opuntia)
noun
[UK: ˈprɪ.klɪ.ˈpeə]
[US: ˈprɪ.klɪ.ˈpeə]

vijgcactussubstantief
{m}

prickly pear (cactus fruit)
noun
[UK: ˈprɪ.klɪ.ˈpeə]
[US: ˈprɪ.klɪ.ˈpeə]

cactusvijgsubstantief
{f}

pro-European (supporting European peoples or integration)
adjective
[UK: prəʊ ˌjʊə.rə.ˈpɪən]
[US: ˈproʊ ˌjʊ.rə.ˈpiːən]

pro-Europeesbijvoeglijk naamwoord

Proto-Indo-European (ancestor language of most European and Indian languages)
proper noun
[UK: ˈprotə ˈɪn.dəʊ ˌjʊə.rə.ˈpɪən]
[US: ˈprotə ˈɪndo.ʊ ˌjʊ.rə.ˈpiːən]

Proto-Indo-Europeeseigennam
{n}

Proto-Indo-European (person who spoke the Proto-Indo-European language)
noun
[UK: ˈprotə ˈɪn.dəʊ ˌjʊə.rə.ˈpɪən]
[US: ˈprotə ˈɪndo.ʊ ˌjʊ.rə.ˈpiːən]

Proto-Indo-Europeaansubstantief
{m}

Proto-Indo-European (pertaining to the Proto-Indo-European language, or the people who spoke it, see also: Indo-European)
adjective
[UK: ˈprotə ˈɪn.dəʊ ˌjʊə.rə.ˈpɪən]
[US: ˈprotə ˈɪndo.ʊ ˌjʊ.rə.ˈpiːən]

Proto-Indo-Europeesbijvoeglijk naamwoord

proud as a peacock (extremely proud)
adjective

trots als een pauwbijvoeglijk naamwoord

repeal [repealed, repealing, repeals] (to cancel)
verb
[UK: rɪ.ˈpiːl]
[US: rə.ˈpiːl]

afschaffenwerkwoord

annulerenwerkwoord

herroepenwerkwoord

terugtrekkenwerkwoord

repeat [repeated, repeating, repeats] (do or say again)
verb
[UK: rɪ.ˈpiːt]
[US: rə.ˈpiːt]

herdoenwerkwoord

herhalenwerkwoord

herzeggenwerkwoord

wederhalenwerkwoord

repeat offender (repeat offender, see also: recidivist)
noun
[UK: rɪ.ˈpiːt ə.ˈfen.də(r)]
[US: rə.ˈpiːt ə.ˈfen.dər]

draaideurcrimineelsubstantief
{f}

recidivistsubstantief
{m}

recidivistesubstantief
{f}

repeated (said or done again)
adjective
[UK: rɪ.ˈpiː.tɪd]
[US: rə.ˈpiː.təd]

herhaaldelijkbijvoeglijk naamwoord

repeatedly (done several times)
adverb
[UK: rɪ.ˈpiː.tɪd.li]
[US: rə.ˈpiː.təd.li]

herhaaldelijkbijwoord

meermaalsbijwoord

telkensbijwoord

rest in peace (blessing or expression of hope)
verb

rust in vredewerkwoord

Shakespearean (pertaining to Shakespeare or his works)
adjective
[UK: ˌʃek.ˈspɪ.riən]
[US: ˌʃek.ˈspɪ.riən]

Shakespeareinbijvoeglijk naamwoord

van Shakespearebijvoeglijk naamwoord

Shakespearean sonnet (type of sonnet)
noun

Engels sonnetsubstantief
{n}

shakespeariaans sonnetsubstantief
{n}

snow pea (cultivar of pea)
noun

peulsubstantief
{m} {f}

peultjesubstantief
{n}

so to speak (in a manner of speaking)
adverb
[UK: ˈsəʊ tuː spiːk]
[US: ˈsoʊ ˈtuː ˈspiːk]

als het warebijwoord

Southern European (Southern European person)
noun

Zuid-Europeaansubstantief
{m}

Zuid-Europesesubstantief
{f}

Southern European adjective

Zuid-Europeesbijvoeglijk naamwoord

speak [spoke, spoken, speaking, speaks] (to communicate with one's voice using words)
verb
[UK: spiːk]
[US: ˈspiːk]

sprekenwerkwoord

speak of the devil (expression used when a person mentioned in the current conversation happens to arrive)
phrase

als je het over de duivel hebtphrase

dan zie je zijn staartphrase

speak out (assert or promote one's opinion; to make one's thoughts known)
verb
[UK: spiːk ˈaʊt]
[US: ˈspiːk ˈaʊt]

zich uitsprekenwerkwoord

3456