English-Dutch dictionary »

pa meaning in Dutch

EnglishDutch
pa (father)
noun
[UK: pɑː]
[US: ˈpɑː]

pasubstantief
{m}

pa (grandfather)
noun
[UK: pɑː]
[US: ˈpɑː]

opasubstantief
{m}

pace [paced, pacing, paces] (to walk to and fro)
verb
[UK: peɪs]
[US: ˈpeɪs]

ijsberenwerkwoord

pace [paces] noun
[UK: peɪs]
[US: ˈpeɪs]

temposubstantief
{n}

pachinko (game)
noun
[UK: pə.ˈtʃɪŋk.əʊ]
[US: pə.ˈtʃɪŋko.ʊ]

pachinkosubstantief
{m}

Pacific Ocean (the world's largest body of water)
proper noun
[UK: pə.ˈsɪ.fɪk ˈəʊʃ.n̩]
[US: pə.ˈsɪ.fɪk ˈoʊʃ.n̩]

Grote Oceaaneigennam
{m}

Stille Oceaaneigennam
{m}

Stille Zuidzeeeigennam
{f}

pacification (the process of pacifying)
noun
[UK: ˌpæ.sɪ.fɪˈk.eɪʃ.n̩]
[US: ˌpæ.sə.fəˈk.eɪʃ.n̩]

pacificatiesubstantief
{f}

pacifier [pacifiers] (for a baby)
noun
[UK: ˈpæ.sɪ.faɪə(r)]
[US: ˈpæ.sə.ˌfaɪər]

fopspeensubstantief
{m}

speensubstantief
{m}

pacifier [pacifiers] (one who pacifies)
noun
[UK: ˈpæ.sɪ.faɪə(r)]
[US: ˈpæ.sə.ˌfaɪər]

pacificatorsubstantief
{m}

pacifism (doctrine that disputes should be settled without violence)
noun
[UK: ˈpæ.sɪ.fɪ.zəm]
[US: ˈpæ.sə.ˌfɪ.zəm]

pacifismesubstantief
{n}

pacifist (one who loves, supports, or favours peace)
adjective
[UK: ˈpæ.siː.fɪst]
[US: ˈpæ.sə.fəst]

pacifistbijvoeglijk naamwoord
{m}

pacifistebijvoeglijk naamwoord
{f}

vredestrijderbijvoeglijk naamwoord
{m}

pack [packs] (group of dogs)
noun
[UK: pæk]
[US: ˈpæk]

meutesubstantief
{f}

pack ice (large consolidated mass of floating sea ice)
noun

pakijssubstantief
{n}

package [packages] (act of packing)
noun
[UK: ˈpækɪdʒ]
[US: ˈpækɪdʒ]

inpakkensubstantief

verpakkensubstantief

package [packages] (something which is packed)
noun
[UK: ˈpækɪdʒ]
[US: ˈpækɪdʒ]

pak [pakken]substantief
{n}

packaging [packagings] (the materials used to pack something)
noun
[UK: ˈpæk.ɪdʒ.ɪŋ]
[US: ˈpæk.ɪdʒ.ɪŋ]

verpakkingsubstantief
{f}

packer [packers] (person packing things)
noun
[UK: ˈpækə(r)]
[US: ˈpækər]

pakkersubstantief
{m}

verpakkersubstantief
{m}

packet [packets] (small pack)
noun
[UK: ˈpækɪt]
[US: ˈpækət]

pak [pakken]substantief
{n}

pakketsubstantief
{n}

pact [pacts] (an agreement; a league; a compact; a covenant)
noun
[UK: pækt]
[US: ˈpækt]

pactsubstantief
{n}

padded envelope (a thick envelope)
noun
[UK: ˈpæ.dɪd ˈen.və.ləʊp]
[US: ˈpæ.dəd ˈen.vəloʊp]

jiffybag [jiffybags]substantief

paddy [paddies] (wet land where rice grows)
noun
[UK: ˈpæ.di]
[US: ˈpæ.di]

rijstveldsubstantief
{n}

padding (soft filling material)
noun
[UK: ˈpæd.ɪŋ]
[US: ˈpæd.ɪŋ]

vullingsubstantief

paddle [paddles] (meandering walk or dabble through shallow water)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

pootjebadensubstantief
{n}

paddle [paddles] (paddlewheel)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

schepradsubstantief
{n}

waterradsubstantief
{n}

paddle [paddles] (slat of a paddleboat's wheel)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

schoepsubstantief
{m} {f}

paddle [paddles] (time spent on paddling)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

gepeddelsubstantief
{n}

paddle [paddled, paddling, paddles] (to propel something through water with a paddle, hands or similar instrument)
verb
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

peddelenwerkwoord

roeienwerkwoord

paddle [paddled, paddling, paddles] (to walk or dabble playfully in shallow water)
verb
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

pootjebadenwerkwoord

paddle [paddles] (two-handed, single-bladed oar)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

paddelsubstantief
{m}

pagaaisubstantief
{m}

12