English-Dutch dictionary »

on meaning in Dutch

EnglishDutch
abortion [abortions] (induced abortion)
noun
[UK: ə.ˈbɔːʃ.n̩]
[US: ə.ˈbɔːr.ʃn̩]

opgewekte bevallingsubstantief
{m}

vruchtafdrijvingsubstantief
{f}

zwangerschapsonderbrekingsubstantief
{f}

abortion [abortions] (something ugly)
noun
[UK: ə.ˈbɔːʃ.n̩]
[US: ə.ˈbɔːr.ʃn̩]

misbakselsubstantief
{n}

miskleunsubstantief
{m}

wangedrochtsubstantief
{n}

abortion [abortions] (the act of aborting a project, etc)
noun
[UK: ə.ˈbɔːʃ.n̩]
[US: ə.ˈbɔːr.ʃn̩]

voortijdige beëindigingsubstantief
{m}

abortion [abortions] noun
[UK: ə.ˈbɔːʃ.n̩]
[US: ə.ˈbɔːr.ʃn̩]

abortussubstantief
{m}

miskraamsubstantief
{n}

abortion clinic (a clinic where abortions are performed)
noun

abortusklinieksubstantief
{f}

abortion pill (drug used to terminate pregnancy in early stage)
noun

abortuspilsubstantief
{m}

abortionist [abortionists] (one who favors abortion being legal)
noun
[UK: ə.ˈbɔː.ʃə.nɪst]
[US: ə.ˈbɔːr.ʃə.nəst]

voorstander van abortussubstantief
{m}

abortionist [abortionists] noun
[UK: ə.ˈbɔː.ʃə.nɪst]
[US: ə.ˈbɔːr.ʃə.nəst]

aborteusesubstantief
{f}

engeltjesmaakstersubstantief
{f}; aborteur {m}

engeltjesmakersubstantief
{m}

above-mentioned (mentioned or named before; aforesaid)
adjective
[UK: ə.ˌbʌv.ˈmenʃ.n̩d]
[US: ə.ˌbʌv.ˈmenʃ.n̩d]

bovenvermeldbijvoeglijk naamwoord

above one's paygrade (not suitable for one's rank)
preposition

boven zijn niveaupreposition

abrasion [abrasions] (act of abrading)
noun
[UK: ə.ˈbreɪʒ.n̩]
[US: ə.ˈbreɪʒ.n̩]

afschuringsubstantief
{m}

abrasion [abrasions] (medicine: superficial wound)
noun
[UK: ə.ˈbreɪʒ.n̩]
[US: ə.ˈbreɪʒ.n̩]

schaafwondsubstantief
{c}

abrasion [abrasions] (substance rubbed off)
noun
[UK: ə.ˈbreɪʒ.n̩]
[US: ə.ˈbreɪʒ.n̩]

abrasiesubstantief
{m}

brandingserosiesubstantief
{m}

abrasion platform (sloping or nearly flat bedrock surface extending out from the foot of a marine cliff under shallow water of a breaker (wave) zone)
noun

abrasieplatsubstantief
{n}

abrasievlaksubstantief
{n}

abreaction [abreactions] (psychoanalysis)
noun

afreageringsubstantief
{m}

emotionele ontladingsubstantief
{m}

abrenunciation (absolute renunciation; repudiation)
noun

herroepingsubstantief
{m}

verzakingsubstantief
{m}

abrogation [abrogations] (act of abrogating)
noun
[UK: ˌæ.brə.ˈɡeɪ.tʃn̩]
[US: ˌæ.brə.ˈɡeɪʃ.n̩]

afschaffingsubstantief
{m}

intrekkingsubstantief
{m}

ongeldigverklaringsubstantief
{m}

opheffingsubstantief
{m}

abscission (abrupt stop of speech)
noun
[UK: æb.ˈsɪ.ʒən]
[US: æb.ˈsɪ.ʒən]

afbrekensubstantief
{n}

abscission (act of cutting off)
noun
[UK: æb.ˈsɪ.ʒən]
[US: æb.ˈsɪ.ʒən]

afsnijdensubstantief
{n}

abscission (natural separation of a part of a plant)
noun
[UK: æb.ˈsɪ.ʒən]
[US: æb.ˈsɪ.ʒən]

abscissiesubstantief
{f}

abscond [absconded, absconding, absconds] (to flee, often secretly)
verb
[UK: əb.ˈskɒnd]
[US: əb.ˈskɑːnd]

heimelijk vertrekkenwerkwoord

zich stilletjes uit de voeten makenwerkwoord

zijn biezen pakkenwerkwoord

abscond [absconded, absconding, absconds] (to hide)
verb
[UK: əb.ˈskɒnd]
[US: əb.ˈskɑːnd]

wegrennenwerkwoord

abscond [absconded, absconding, absconds] (to withdraw from)
verb
[UK: əb.ˈskɒnd]
[US: əb.ˈskɑːnd]

zich terugtrekkenwerkwoord

absconder (one who absconds)
noun
[UK: əb.ˈskɒn.də(r)]
[US: əb.ˈskɑːn.dər]

drossersubstantief
{n}

6789