English-Dutch dictionary »

odin meaning in Dutch

EnglishDutch
Odin (god in Norse mythology)
proper noun
[UK: odin]
[US: ˈodən]

Odineigennam

Wodaneigennam

blood [blooded, blooding, bloods] (to cause to be covered with blood)
verb
[UK: blʌd]
[US: ˈbləd]

bloedenwerkwoord

bode [boded, boding, bodes] (to foreshow something; to augur)
verb
[UK: bəʊd]
[US: boʊd]

voorspellenwerkwoord

brood [brooded, brooding, broods] (to dwell upon moodily and at length)
verb
[UK: bruːd]
[US: ˈbruːd]

piekerenwerkwoord

brood [brooded, brooding, broods] (to keep an egg warm)
verb
[UK: bruːd]
[US: ˈbruːd]

broedenwerkwoord

uitbroedenwerkwoord

brood [brooded, brooding, broods] (to protect)
verb
[UK: bruːd]
[US: ˈbruːd]

behoedenwerkwoord

code [coded, coding, codes] (cryptography: to encode)
verb
[UK: kəʊd]
[US: koʊd]

coderenwerkwoord

code [coded, coding, codes] (write software programs)
verb
[UK: kəʊd]
[US: koʊd]

programmerenwerkwoord

corrode [corroded, corroding, corrodes] (to eat away)
verb
[UK: kə.ˈrəʊd]
[US: kəˈroʊd]

aanvretenwerkwoord

corroderenwerkwoord

inbijtenwerkwoord

roestenwerkwoord

uitbijtenwerkwoord

uithollenwerkwoord

decode [decoded, decoding, decodes] (to convert from an encrypted form to plain text)
verb
[UK: ˌdiːˈk.əʊd]
[US: ˌdiːˈkoʊd]

ontcijferenwerkwoord

encoding [encodings] (character encoding (computing))
noun
[UK: ɪnˈk.əʊd.ɪŋ]
[US: ɪnˈko.ʊd.ɪŋ]

coderingsubstantief
{f}

encode [encoded, encoding, encodes] (to convert source information into another form)
verb
[UK: ɪnˈk.əʊd]
[US: ɪnˈkoʊd]

coderenwerkwoord

erode [eroded, eroding, erodes] (To wear away by abrasion, corrosion or chemical reaction)
verb
[UK: ɪ.ˈrəʊd]
[US: ɪˈroʊd]

aantastenwerkwoord

aanvretenwerkwoord

afslijtenwerkwoord

corroderenwerkwoord

eroderenwerkwoord

inbijtenwerkwoord

uitbijtenwerkwoord

uitslijtenwerkwoord

verwerenwerkwoord

explode [exploded, exploding, explodes] (to destroy with an explosion)
verb
[UK: ɪk.ˈspləʊd]
[US: ɪkˈsploʊd]

opblazenwerkwoord

explode [exploded, exploding, explodes] (to explode (intransitive))
verb
[UK: ɪk.ˈspləʊd]
[US: ɪkˈsploʊd]

exploderenwerkwoord

ontploffenwerkwoord

flood [flooded, flooding, floods] (to overflow)
verb
[UK: flʌd]
[US: ˈfləd]

overstromenwerkwoord

foreboding [forebodings] (sense of evil to come)
noun
[UK: fɔː.ˈbəʊd.ɪŋ]
[US: fɔːˈbo.ʊd.ɪŋ]

slecht voorgevoelsubstantief
{n}

iodine (antiseptic)
noun
[UK: ˈaɪə.diːn]
[US: ˈaɪə.ˌdaɪn]

jodiumtinctuursubstantief
{m}

iodine (element)
noun
[UK: ˈaɪə.diːn]
[US: ˈaɪə.ˌdaɪn]

jodiumsubstantief
{n}

joodsubstantief
{n}

Rodinia (ancient world supercontinent)
proper noun

Rodiniëeigennam
{f}

wood [wooded, wooding, woods] (to cover or plant with trees)
verb
[UK: wʊd]
[US: ˈwʊd]

bebossenwerkwoord