English-Dutch dictionary »

ode meaning in Dutch

EnglishDutch
ode [odes] (a short poetical composition)
noun
[UK: əʊd]
[US: oʊd]

lofdichtsubstantief
{n}

odesubstantief
{f}

Odessa (Ukrainian city)
proper noun
[UK: əʊ.ˈde.sə]
[US: oʊ.ˈde.sə]

Odessaeigennam
{n}

abode [abodes] (obsolete: act of waiting)
noun
[UK: ə.ˈbəʊd]
[US: əˈboʊd]

wachtensubstantief

abode [abodes] (slightly dated: residence)
noun
[UK: ə.ˈbəʊd]
[US: əˈboʊd]

onderkomensubstantief
{n}

abode [abodes] (stay or continuance in a place; sojourn)
noun
[UK: ə.ˈbəʊd]
[US: əˈboʊd]

verblijfsubstantief
{n}

woonsteesubstantief
{f}

abide [abode, abode, abiding, abides] (bear patiently; tolerate)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

toelatenwerkwoord

tolererenwerkwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (dwell)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

verblijvenwerkwoord

wonenwerkwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (endure without yielding)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

doorstaanwerkwoord

ondergaanwerkwoord

uithoudenwerkwoord

verdragenwerkwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (wait in expectation)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

afwachtenwerkwoord

airplane mode noun

vliegtuigstandsubstantief
{m}

area code (prefix appended to a telephone number indicating the geographical area)
noun
[UK: ˈeə.riə kəʊd]
[US: ˈe.riə koʊd]

netnummersubstantief
{n}

barcode [barcodes] (set of machine-readable parallel bars)
noun
[UK: ˈbɑːk.əʊd]
[US: ˈbɑːrkoʊd]

barcodesubstantief
{f}

streepjescodesubstantief
{f}

biodegradable (capable of being decomposed by biological activity)
adjective
[UK: ˌbaɪəʊ.dɪ.ˈɡreɪ.dəb.l̩]
[US: ˌbaɪo.ʊ.dɪ.ˈɡreɪ.dəb.l̩]

biologisch afbreekbaarbijvoeglijk naamwoord

black-hooded antshrike (passerine bird)
noun

zwartkap-mierklauwiersubstantief

blastoderm [blastoderms] (point from which the embryo develops)
noun
[UK: ˈblæ.stəʊ.dɜːm]
[US: ˈblæ.stʌ.ˌdɜːrm]

blastodermsubstantief

blood [blooded, blooding, bloods] (to cause to be covered with blood)
verb
[UK: blʌd]
[US: ˈbləd]

bloedenwerkwoord

bode [boded, boding, bodes] (to foreshow something; to augur)
verb
[UK: bəʊd]
[US: boʊd]

voorspellenwerkwoord

brood [brooded, brooding, broods] (to dwell upon moodily and at length)
verb
[UK: bruːd]
[US: ˈbruːd]

piekerenwerkwoord

brood [brooded, brooding, broods] (to keep an egg warm)
verb
[UK: bruːd]
[US: ˈbruːd]

broedenwerkwoord

uitbroedenwerkwoord

brood [brooded, brooding, broods] (to protect)
verb
[UK: bruːd]
[US: ˈbruːd]

behoedenwerkwoord

cable modem (A modem that connects a personal computer to a fibre optic cable)
noun

kabelmodemsubstantief
{m} {n}

cathode [cathodes] (electrode through which current flows outward)
noun
[UK: ˈkæ.θəʊd]
[US: ˈkæθoʊd]

kathodesubstantief
{f}

cathode ray [cathode rays] (ray consisting of a stream of electrons)
noun
[UK: ˈkæ.θəʊd reɪ]
[US: ˈkæθoʊd ˈreɪ]

kathodestraalsubstantief
{f}

cathode ray tube (vacuum tube that displays images)
noun
[UK: ˈkæ.θəʊd reɪ tjuːb]
[US: ˈkæθoʊd ˈreɪ ˈtuːb]

beeldbuissubstantief
{f}

kathodestraalbuissubstantief
{f}

civil code (a systematic collection of laws between private parties)
noun
[UK: ˈsɪ.vəl kəʊd]
[US: ˈsɪ.vəl koʊd]

burgerlijk wetboeksubstantief
{n}

code [codes] (body of law)
noun
[UK: kəʊd]
[US: koʊd]

wetboeksubstantief
{n}

code [coded, coding, codes] (cryptography: to encode)
verb
[UK: kəʊd]
[US: koʊd]

coderenwerkwoord

code [codes] (very short abbreviation)
noun
[UK: kəʊd]
[US: koʊd]

codesubstantief
{m}

code [coded, coding, codes] (write software programs)
verb
[UK: kəʊd]
[US: koʊd]

programmerenwerkwoord

code name (name used to clandestinely identify something)
noun
[UK: kəʊd ˈneɪm]
[US: koʊd ˈneɪm]

codenaamsubstantief

12