English-Dutch dictionary »

obliged meaning in Dutch

EnglishDutch
obliged (Under an obligation to do something for someone)
adjective
[UK: ə.ˈblaɪdʒd]
[US: ə.ˈblaɪdʒd]

verplichtbijvoeglijk naamwoord

verschuldigdbijvoeglijk naamwoord

oblige [obliged, obliging, obliges] (to constrain someone by force or by social, moral or legal means)
verb
[UK: ə.ˈblaɪdʒ]
[US: ə.ˈblaɪdʒ]

verplichtenwerkwoord

oblige [obliged, obliging, obliges] (to do someone a service or favour (hence, originally, creating an obligation))
verb
[UK: ə.ˈblaɪdʒ]
[US: ə.ˈblaɪdʒ]

een plezier doenwerkwoord