English | Dutch |
---|---|
nude [nudes] (state of total nudity) noun [UK: njuːd] [US: ˈnuːd] | adamskostuumsubstantief blootjesubstantief flikkersubstantief |
nude [nuder, nudest] (without clothing or other covering) adjective [UK: njuːd] [US: ˈnuːd] | blootbijvoeglijk naamwoord naaktbijvoeglijk naamwoord |
nudge [nudges] (a gentle push) noun [UK: nʌdʒ] [US: ˈnədʒ] | porsubstantief zetjesubstantief |
nudge [nudged, nudging, nudges] (to push against gently, especially in order to gain attention or give a signal) verb [UK: nʌdʒ] [US: ˈnədʒ] | aanstotenwerkwoord duw gevenwerkwoord porrenwerkwoord |
nudism (the belief in or practice of social, non-sexual nudity) noun [UK: ˈnjuː.dɪ.zəm] [US: ˈnjuː.dɪ.zəm] | nudismesubstantief |
nudist [nudists] (person who practices nudism) noun [UK: ˈnjuː.dɪst] [US: ˈnuː.ˌdɪst] | naaktlopersubstantief nudistsubstantief nudistesubstantief |
nudist beach (beach where nudity is allowed) noun | naaktstrandsubstantief nudistenstrandsubstantief |
nudity (the state of being without clothing on the body) noun [UK: ˈnjuː.dɪ.ti] [US: ˈnuː.də.ti] | naaktheidsubstantief |
nudiustertian (of or relating to the day before yesterday) adjective | eergisterenbijvoeglijk naamwoord |
nugatory (ineffective, invalid) adjective [UK: ˈnjuː.ɡə.tə.ri] [US: ˈnjuː.ɡə.tə.ri] | ondoeltreffendbijvoeglijk naamwoord ongeldigbijvoeglijk naamwoord |
nugatory (law: having no force) adjective [UK: ˈnjuː.ɡə.tə.ri] [US: ˈnjuː.ɡə.tə.ri] | machteloosbijvoeglijk naamwoord |
nugatory (trivial, trifling) adjective [UK: ˈnjuː.ɡə.tə.ri] [US: ˈnjuː.ɡə.tə.ri] | onbelangrijkbijvoeglijk naamwoord |
nugget [nuggets] (small chunk or clump) noun [UK: ˈnʌ.ɡɪt] [US: ˈnʌ.ɡət] | klompsubstantief steen [stenen]substantief |
nuisance [nuisances] (minor annoyance or inconvenience) noun [UK: ˈnjuːsns] [US: ˈnuː.səns] | overlastsubstantief |
nuisance [nuisances] (person or thing causing annoyance or inconvenience) noun [UK: ˈnjuːsns] [US: ˈnuː.səns] | lastpostsubstantief |
Nuku'alofa (capital of Tonga) proper noun | Nuku'alofaeigennam |
null and void (invalid, cancelled, unenforceable) adjective [UK: nʌl ənd vɔɪd] [US: ˈnəl ænd ˌvɔɪd] | nietigbijvoeglijk naamwoord van nul en gener waardebijvoeglijk naamwoord |
nullify [nullified, nullifying, nullifies] (make legally invalid) verb [UK: ˈnʌ.lɪ.faɪ] [US: ˈnʌ.lə.ˌfaɪ] | annulerenwerkwoord ongedaan makenwerkwoord vernietigenwerkwoord |
nullipara [nulliparas] noun [UK: nˌʌlɪpˈɑːrə] [US: nˌʌlɪpˈɑːrrə] | nulliparasubstantief |
numb [number, numbest] (physically unable to feel) adjective [UK: ˈnʌm] [US: ˈnʌm] | bewusteloosbijvoeglijk naamwoord verdoofdbijvoeglijk naamwoord verkleumdbijvoeglijk naamwoord verstijfdbijvoeglijk naamwoord |
numb [numbed, numbing, numbs] (to cause to become numb) verb [UK: ˈnʌm] [US: ˈnʌm] | in slaap doenwerkwoord verdovenwerkwoord |
number line (line that graphically represents the real numbers) noun [UK: ˈnʌm.bə(r) laɪn] [US: ˈnʌm.br̩ ˈlaɪn] | getallenlijnsubstantief |