English-Dutch dictionary »

negative meaning in Dutch

EnglishDutch
negative (linguistics: denying a proposition)
adjective
[UK: ˈne.ɡə.tɪv]
[US: ˈne.ɡə.tɪv]

negatiebijvoeglijk naamwoord
{f}

ontkennende vormbijvoeglijk naamwoord
{m}

ontkenningbijvoeglijk naamwoord
{f}

negative (mathematics: less than zero)
adjective
[UK: ˈne.ɡə.tɪv]
[US: ˈne.ɡə.tɪv]

minbijvoeglijk naamwoord

negative (not positive or neutral)
adjective
[UK: ˈne.ɡə.tɪv]
[US: ˈne.ɡə.tɪv]

negatiefbijvoeglijk naamwoord

negative clause (negative clause, negative sentence)
noun

ontkennende zinsubstantief
{m}