English | Dutch |
---|---|
muddle [muddles] (a mixture; a confusion; a garble) noun [UK: ˈmʌd.l̩] [US: ˈmʌd.l̩] | warboelsubstantief wirwarsubstantief |
muddle [muddled, muddling, muddles] (mix together, to mix up; to confuse) verb [UK: ˈmʌd.l̩] [US: ˈmʌd.l̩] | door mekaar mengenwerkwoord verwarrenwerkwoord |
muddle-headed (thinking in a muddled way) adjective [UK: ˌmʌdl ˈhe.dɪd] [US: ˌmʌdl ˈhe.dɪd] | in de warbijvoeglijk naamwoord verwardbijvoeglijk naamwoord warhoofdigbijvoeglijk naamwoord |
muddled adjective [UK: ˈmʌd.l̩d] [US: ˈmʌd.l̩d] | troebelbijvoeglijk naamwoord |