English-Dutch dictionary »

most meaning in Dutch

EnglishDutch
most (majority of)
determiner
[UK: məʊst]
[US: moʊst]

meestedeterminer

most of all (to a greater extent than anything else)
adverb
[UK: məʊst əv ɔːl]
[US: moʊst əv ɔːl]

meest van allesbijwoord

most of the time (on most occasions)
adverb

meestalbijwoord

mostly (for the most part)
adverb
[UK: ˈməʊst.li]
[US: ˈmoʊst.li]

meestalbijwoord

overwegendbijwoord

voornamelijkbijwoord

almost (very close to)
adverb
[UK: ˈɔːl.məʊst]
[US: ˈɔːlmoʊst]

bijnabijwoord

nagenoegbijwoord

vrijwelbijwoord

zo goed alsbijwoord

at most (at the most; at a maximum or upper limit)
preposition
[UK: ət məʊst]
[US: ət moʊst]

hoogstenspreposition

maximaalpreposition

easternmost (farthest east)
adjective
[UK: ˈiː.stən.məʊst]
[US: ˈiː.stənmoʊst]

oostelijkstbijvoeglijk naamwoord

empty vessels make the most sound (proverb)
phrase

holle vaten klinken het hardstphrase

first and foremost (primarily; most importantly)
adverb
[UK: ˈfɜːst ənd ˈfɔː.məʊst]
[US: ˈfɝːst ænd ˈfɔːmoʊst]

op de allereerste plaatsbijwoord

for the most part (mostly)
adverb
[UK: fɔː(r) ðə məʊst pɑːt]
[US: ˈfɔːr ðə moʊst ˈpɑːrt]

grotendeelsbijwoord

meestalbijwoord

foremost adjective
[UK: ˈfɔː.məʊst]
[US: ˈfɔːmoʊst]

voornaamstbijvoeglijk naamwoord

innermost (farthest inside or towards the center or middle)
adjective
[UK: ˈɪ.nə.məʊst]
[US: ˈɪ.nəmoʊst]

binnenstbijvoeglijk naamwoord

lowermost (lowest)
adjective
[UK: ˈləʊ.ə.məʊst]
[US: ˈloʊ.r̩.moʊst]

onderstbijvoeglijk naamwoord

middlemost (nearest to the exact middle)
adjective
[UK: ˈmɪdl.məʊst]
[US: ˈmɪ.dəlˌmoʊst]

middenstbijvoeglijk naamwoord

northernmost (farthest north)
adjective
[UK: ˈnɔː.ðən.məʊst]
[US: ˈnɔː.ðənmoʊst]

noordelijkstbijvoeglijk naamwoord

outermost (farthest outside)
adjective
[UK: ˈaʊ.tə.məʊst]
[US: ˈaʊ.təmoʊst]

buitenstbijvoeglijk naamwoord

southernmost (farthest south)
adjective
[UK: ˈsʌ.ðən.məʊst]
[US: ˈsʌ.ðənmoʊst]

zuidelijkstbijvoeglijk naamwoord

thermostat [thermostats] (device which maintains the desired temperature)
noun
[UK: ˈθɜː.mə.stæt]
[US: ˈθɝː.mə.ˌstæt]

thermostaatsubstantief

uppermost (at or nearest the top)
adjective
[UK: ˈʌ.pə.məʊst]
[US: ˈʌ.pəmoʊst]

bovenstbijvoeglijk naamwoord

utmost (greatest possible capability, extent, or quantity, see also: maximum)
noun
[UK: ˈʌt.məʊst]
[US: ˈʌtmoʊst]

uiterste [uitersten]substantief
{n}

utmost (most extreme, see also: greatest; ultimate)
adjective
[UK: ˈʌt.məʊst]
[US: ˈʌtmoʊst]

hoogstbijvoeglijk naamwoord

utmost (situated at the most distant limit, see also: farthest; outermost)
adjective
[UK: ˈʌt.məʊst]
[US: ˈʌtmoʊst]

uiterstbijvoeglijk naamwoord

westernmost (farthest west)
adjective
[UK: ˈwe.stən.məʊst]
[US: ˈwe.stənmoʊst]

westelijkstbijvoeglijk naamwoord

↑

Your history

    Online dictionaries

    Might be interested