English-Dutch dictionary »

more meaning in Dutch

EnglishDutch
more [more] adverb
[UK: mɔː(r)]
[US: ˈmɔːr]

meerbijwoord

verderbijwoord

more and more (progressively more)
adverb
[UK: mɔː(r) ənd mɔː(r)]
[US: ˈmɔːr ænd ˈmɔːr]

meer en meerbijwoord

more Catholic than the Pope (adhering more stringently to Roman Catholic practice than is required)
adjective
[UK: mɔː(r) ˈkæθ.lɪk ðæn ðə pəʊp]
[US: ˈmɔːr ˈkæθ.lɪk ˈðæn ðə poʊp]

roomser dan de pausbijvoeglijk naamwoord

more often than not (more likely to be the case than not)
adverb
[UK: mɔː(r) ˈɒf.n̩ ðæn nɒt]
[US: ˈmɔːr ˈɔːf.n̩ ˈðæn ˈnɑːt]

vaker wel dan nietbijwoord

veelalbijwoord

more or less (approximately)
adverb
[UK: mɔː(r) ɔː(r) les]
[US: ˈmɔːr ɔːr ˈles]

min of meerbijwoord

morel [morels] (genus Morchella)
noun
[UK: mə.ˈrel]
[US: mə.ˈrel]

morieljesubstantief
{f} {m}

moreover (in addition to what has been said)
adverb
[UK: mɔː.ˈrəʊ.və(r)]
[US: mɔːˈro.ʊ.və(r)]

bovendienbijwoord

daar komt bijbijwoord

daarnaastbijwoord

verderbijwoord

morepork [moreporks] (Ninox novaeseelandiae)
noun
[UK: mˈɔːpɔːk]
[US: mˈoːrpoːrk]

Nieuw-Zeelandse boeboekuilsubstantief

Moresnet (small European state that existed from 1816 to 1930)
proper noun

Moresneteigennam

any more (in negative or interrogative constructions)
adverb
[UK: ˈe.ni mɔː(r)]
[US: ˈe.ni ˈmɔːr]

langerbijwoord

meerbijwoord

bite off more than one can chew (To try to do too much)
verb
[UK: baɪt ɒf mɔː(r) ðæn wʌn kæn tʃuː]
[US: ˈbaɪt ˈɒf ˈmɔːr ˈðæn wʌn ˈkæn ˈtʃuː]

te veel hooi op de vork nemenwerkwoord

clamor [clamored, clamoring, clamors] (to become noisy insistently)
verb
[UK: ˈklæ.mə(r)]
[US: ˈklæ.mər]

van zich laten horenwerkwoord

zich roerenwerkwoord

East Timorese (of, from, or pertaining to East Timor or the East Timorese people)
adjective

Oost-Timoreesbijvoeglijk naamwoord

East Timorese (person from East Timor or of East Timorese descent)
noun

Oost-Timoreessubstantief
{m}

Oost-Timoresesubstantief
{f}

enamored (in love, amorous)
adjective
[UK: e.ˈnæ.mərd]
[US: e.ˈnæ.mərd]

verliefdbijvoeglijk naamwoord

furthermore (In addition; besides; what's more; used to denote additional information)
adverb
[UK: ˌfɜː.ðə.ˈmɔː(r)]
[US: ˈfɝː.ðər.ˌmɔːr]

bovendienbijwoord

daarenbovenbijwoord

less is more phrase

minder is meerphrase

Neutral Moresnet (small European state that existed from 1816 to 1930)
proper noun

Neutraal Moresneteigennam

oboe d'amore (instrument of the oboe family)
noun

liefdeshobosubstantief
{m}

oboe d'amoresubstantief
{m}

osmoregulation (homeostatic regulation of osmotic pressure)
noun

osmoregulatiesubstantief
{f}

please speak more slowly phrase
[UK: pliːz spiːk mɔː(r) ˈsləʊ.li]
[US: ˈpliːz ˈspiːk ˈmɔːr ˈsloʊ.li]

spreek alsjeblieft langzamerphrase

spreek alstublieft langzamerphrase

Port Moresby (capital of Papua New Guinea)
proper noun

Port Moresbyeigennam

sophomore (second in a series)
adjective
[UK: ˈsɒ.fə.mɔː(r)]
[US: ˈsɑːf.ˌmɔːr]

opvolg-bijvoeglijk naamwoord

tweedebijvoeglijk naamwoord

sophomore [sophomores] (second-year student)
noun
[UK: ˈsɒ.fə.mɔː(r)]
[US: ˈsɑːf.ˌmɔːr]

tweedejaarssubstantief
{c}

sycamore maple (Acer pseudoplatanus)
noun
[UK: ˈsɪk.ə.mɔː(r) ˈmeɪp.l̩]
[US: ˈsɪk.ə.ˌmɔːr ˈmeɪp.l̩]

gewone esdoornsubstantief

the more the merrier (a greater amount of something is better)
phrase
[UK: ðə mɔː(r) ðə ˈme.rɪə(r)]
[US: ðə ˈmɔːr ðə ˈme.riər]

hoe beterphrase

hoe meerphrase

the more the merrier (it is more fun with more people)
phrase
[UK: ðə mɔː(r) ðə ˈme.rɪə(r)]
[US: ðə ˈmɔːr ðə ˈme.riər]

hoe meer vreugdphrase

12