English-Dutch dictionary »

mental meaning in Dutch

EnglishDutch
mental (relating to the mind)
adjective
[UK: ˈmen.tl̩]
[US: ˈmen.tl̩]

geestelijkbijvoeglijk naamwoord

mentaalbijvoeglijk naamwoord

mental aberration (mental deviation)
noun

geestelijke stoornissubstantief
{m}

mental health (emotional well-being)
noun
[UK: ˈmen.tl̩ helθ]
[US: ˈmen.tl̩ ˈhelθ]

geestelijke gezondheidsubstantief
{f}

mentale gezondheidsubstantief
{f}

mental hospital [mental hospitals] (facility designed to treat persons with mental disorders)
noun
[UK: ˈmen.tl̩ ˈhɒ.spɪt.l̩]
[US: ˈmen.tl̩ ˈhɑː.ˌspɪt.l̩]

psychiatrisch ziekenhuissubstantief
{n}

psychiatrische instellingsubstantief
{f}

mental hygiene (concern and care for clean state of mind)
noun
[UK: ˈmen.tl̩ ˈhaɪ.dʒiːn]
[US: ˈmen.tl̩ ˈhaɪ.ˌdʒin]

geesteshygiënesubstantief

mentale hygiënesubstantief

mentality [mentalities] (mindset, see also: mindset)
noun
[UK: men.ˈtæ.lɪ.ti]
[US: men.ˈtæ.lə.ti]

mentaliteitsubstantief
{f}

mentally ill (having psychological disorder)
adjective
[UK: ˈmen.tə.li ɪl]
[US: ˈmen.tə.li ˈɪl]

geestesziekbijvoeglijk naamwoord

gestoordbijvoeglijk naamwoord

detrimental (causing damage or harm)
adjective
[UK: ˌde.trɪ.ˈmen.tl̩]
[US: ˌde.trɪ.ˈmen.tl̩]

nadeligbijvoeglijk naamwoord

schadelijkbijvoeglijk naamwoord

environmentally friendly (causing little harm to the environment)
adjective
[UK: ɪn.ˌvaɪə.rən.ˈmen.tə.li ˈfrend.li]
[US: ən.ˌvaɪ.rən.ˈmen.tə.li ˈfrend.li]

milieuvriendelijkbijvoeglijk naamwoord

experimentally (in the manner of an experiment)
adverb
[UK: ɪk.ˌspe.rɪ.ˈmen.tə.li]
[US: ɪk.spe.rə.ˈmen.tə.li]

experimenteelbijwoord

fundamental (pertaining to the foundation or basis; serving for the foundation)
adjective
[UK: ˌfʌn.də.ˈmen.tl̩]
[US: ˌfʌn.də.ˈmen.tl̩]

fundamenteelbijvoeglijk naamwoord

fundamental group (group of equivalence classes of the homotopies of loops in a given topological space)
noun

fundamentaalgroepsubstantief
{f}

fundamental interaction (basic forces that act between elementary particles)
noun
[UK: ˌfʌn.də.ˈmen.tl̩ ˌɪn.tə.ˈræk.ʃn̩]
[US: ˌfʌn.də.ˈmen.tl̩ ˌɪn.tə.ˈræk.ʃn̩]

fundamentele natuurkrachtsubstantief
{m}

fundamental theorem noun

hoofdstellingsubstantief
{f}

fundamentalism (religion)
noun
[UK: ˌfʌn.də.ˈmen.tə.lɪ.zəm]
[US: ˌfʌn.də.ˈmen.tə.ˌlɪ.zəm]

fundamentalismesubstantief
{n}

governmental (relating to a government)
adjective
[UK: ˌɡʌv.n̩.ˈmen.tl̩]
[US: ˌɡʌ.vərn.ˈmen.tl̩]

gouvernementeelbijvoeglijk naamwoord

regerings-bijvoeglijk naamwoord

instrumental (composition without lyrics)
noun
[UK: ˌɪn.strʊ.ˈmen.tl̩]
[US: ˌɪn.strə.ˈmen.tl̩]

instrumentaalsubstantief

instrumental (of musical instrument)
adjective
[UK: ˌɪn.strʊ.ˈmen.tl̩]
[US: ˌɪn.strə.ˈmen.tl̩]

instrumentaalbijvoeglijk naamwoord

instrumental case (case to express agency or means)
noun
[UK: ˌɪn.strʊ.ˈmen.tl̩ keɪs]
[US: ˌɪn.strə.ˈmen.tl̩ ˈkeɪs]

instrumentalissubstantief

intergovernmental (of, relating to, or involving two or more governments)
adjective
[UK: ˌɪn.tə.ˌɡʌ.vən.ˈmen.tl̩]
[US: ˌɪn.tər.ˌɡə.vərn.ˈmen.tl̩]

intergouvernementeelbijvoeglijk naamwoord

judgmental adjective
[UK: dʒʌʤ.ˈmen.tl̩]
[US: dʒʌʤ.ˈmen.tl̩]

bevooroordeeldbijvoeglijk naamwoord

subjectiefbijvoeglijk naamwoord

vooringenomenbijvoeglijk naamwoord

monumental adjective
[UK: ˌmɒ.njʊ.ˈmen.tl̩]
[US: ˌmɑː.njə.ˈmen.tl̩]

monumentaalbijvoeglijk naamwoord

non-governmental organization [non-governmental organizations] (organization with no government participation)
noun
[UK: nɒn ˌɡʌv.n̩.ˈmen.tl̩ ˌɔː.ɡə.naɪ.ˈzeɪʃ.n̩]
[US: ˈnɑːn ˌɡʌ.vərn.ˈmen.tl̩ ˌɔːr.ɡə.nə.ˈzeɪʃ.n̩]

niet-gouvernementele organisatiesubstantief
{f}

ornamental [ornamentals] (plant serving to ornament)
noun
[UK: ˌɔː.nə.ˈmen.tl̩]
[US: ˌɔːr.nə.ˈmen.tl̩]

sier-substantief

sierplantsubstantief
{f}

ornamental (serving to ornament)
adjective
[UK: ˌɔː.nə.ˈmen.tl̩]
[US: ˌɔːr.nə.ˈmen.tl̩]

ornamenteelbijvoeglijk naamwoord

sentimental (characterized by sentiment, sentimentality or excess emotion)
adjective
[UK: ˌsen.tɪ.ˈmen.tl̩]
[US: ˌsen.tə.ˈmen.tl̩]

emotioneelbijvoeglijk naamwoord

sentimentalism (overly sentimental condition)
noun
[UK: ˌsɛntɪˈmɛntlɪz(ə)m ]
[US: ˌsɛntəˈmɛntəlɪz(ə)m ]

zoetigheidsubstantief
{f}

siege mentality (collective feeling of victimization and defensiveness)
noun

belegeringsmentaliteitsubstantief
{f}

frontmentaliteitsubstantief
{f}