English-Dutch dictionary »

mend meaning in Dutch

EnglishDutch
mend [mended, mending, mends] (to alter for the better; to set right; to reform; hence, to quicken)
verb
[UK: mend]
[US: ˈmend]

verbeterenwerkwoord

mend [mended, mending, mends] (to repair)
verb
[UK: mend]
[US: ˈmend]

herstellenwerkwoord

reparerenwerkwoord

mendacious (lying, untruthful or dishonest)
adjective
[UK: men.ˈdeɪ.ʃəs]
[US: men.ˈdeɪ.ʃəs]

leugenachtigbijvoeglijk naamwoord

liegendbijvoeglijk naamwoord

oneerlijkbijvoeglijk naamwoord

mendacity [mendacities] (a deceit, falsehood, or lie)
noun
[UK: men.ˈdæ.sɪ.ti]
[US: men.ˈdæ.sə.ti]

bedrogsubstantief

leugensubstantief

mendacity [mendacities] (fact or condition of being untruthful; dishonesty)
noun
[UK: men.ˈdæ.sɪ.ti]
[US: men.ˈdæ.sə.ti]

leugenachtigheidsubstantief

oneerlijkheidsubstantief

mendelevium (chemical element)
noun
[UK: ˌmen.də.ˈliː.viəm]
[US: ˌmen.də.ˈliː.viəm]

mendeleviumsubstantief
{n}

amend [amended, amending, amends] (to make a formal alteration)
verb
[UK: ə.ˈmend]
[US: ə.ˈmend]

amenderenwerkwoord

amend [amended, amending, amends] (to make better)
verb
[UK: ə.ˈmend]
[US: ə.ˈmend]

aanpassenwerkwoord

corrigerenwerkwoord

verbeterenwerkwoord

commend [commended, commending, commends] (to praise)
verb
[UK: kə.ˈmend]
[US: kə.ˈmend]

prijzenwerkwoord

commendable (worthy of commendation)
adjective
[UK: kə.ˈmen.dəb.l̩]
[US: kə.ˈmen.dəb.l̩]

lofwaardigbijvoeglijk naamwoord

lovenswaardigbijvoeglijk naamwoord

prijzenswaardigbijvoeglijk naamwoord

disrecommend (to recommend the opposite or negation of)
verb

afradenwerkwoord

emend [emended, emending, emends] (to correct and revise)
verb
[UK: ɪ.ˈmend]
[US: ɪ.ˈmend]

emenderenwerkwoord

letter of recommendation (evaluation letter)
noun
[UK: ˈle.tə(r) əv ˌrek.ə.men.ˈdeɪʃ.n̩]
[US: ˈle.tər əv ˌrek.ə.mən.ˈdeɪʃ.n̩]

aanbevelingsbriefsubstantief
{m}

recommend [recommended, recommending, recommends] (archaic: to confide to another)
verb
[UK: ˌrek.ə.ˈmend]
[US: ˌrek.ə.ˈmend]

bevelen in ...werkwoord

overdragen aanwerkwoord

recommend [recommended, recommending, recommends] (to advise, propose)
verb
[UK: ˌrek.ə.ˈmend]
[US: ˌrek.ə.ˈmend]

adviserenwerkwoord

recommend [recommended, recommending, recommends] (to commend to the favorable notice of another)
verb
[UK: ˌrek.ə.ˈmend]
[US: ˌrek.ə.ˈmend]

aanbevelenwerkwoord

aanradenwerkwoord

recommend [recommended, recommending, recommends] (to suggest or endorse someone as appropriate choice)
verb
[UK: ˌrek.ə.ˈmend]
[US: ˌrek.ə.ˈmend]

voordragenwerkwoord

recommendable (capable of being recommended)
adjective
[UK: ˌrɛkəˈmɛndəbl ]
[US: ˌrɛkəˈmɛndəbl ]

aanbevelenswaardigbijvoeglijk naamwoord

recommendation [recommendations] (act of recommending)
noun
[UK: ˌrek.ə.men.ˈdeɪʃ.n̩]
[US: ˌrek.ə.mən.ˈdeɪʃ.n̩]

aanbevelingsubstantief
{f}

recommendation [recommendations] (that which is recommended)
noun
[UK: ˌrek.ə.men.ˈdeɪʃ.n̩]
[US: ˌrek.ə.mən.ˈdeɪʃ.n̩]

aanradersubstantief
{m}

tremendous (awe-inspiring)
adjective
[UK: trɪ.ˈmen.dəs]
[US: trə.ˈmen.dəs]

ontzagwekkendbijvoeglijk naamwoord

tremendous (extremely large (in amount, extent, degree etc.) or great; enormous; extraordinary)
adjective
[UK: trɪ.ˈmen.dəs]
[US: trə.ˈmen.dəs]

geweldigbijvoeglijk naamwoord