maiden meaning in Dutch

English	Dutch
maiden [maidens] (unmarried young female) noun [UK: ˈmeɪd.n̩] [US: ˈmeɪd.n̩]	jongedamesubstantief {m} juffrouwsubstantief {f} maagdsubstantief {m} {f} meisjesubstantief {m} vrijstersubstantief {m}
maiden (without offspring) adjective [UK: ˈmeɪd.n̩] [US: ˈmeɪd.n̩]	kinderloosbijvoeglijk naamwoord
maiden name [maiden names] (married person's original last name) noun [UK: ˈmeɪd.n̩ ˈneɪm] [US: ˈmeɪd.n̩ ˈneɪm]	meisjesnaamsubstantief {m}
Maiden's Tower (a tower located in the Bosphorus) proper noun [UK: ˈmeɪdnz ˈtaʊə ] [US: ˈmeɪdənz ˈtaʊər ]	Leandertoreneigennam Meisjestoreneigennam
maidenhead (hymen) noun [UK: ˈmeɪdn.hed] [US: ˈmeɪdn.hed]	maagdenvliessubstantief {n}
maidenhead (virginity) noun [UK: ˈmeɪdn.hed] [US: ˈmeɪdn.hed]	maagdelijkheidsubstantief {f}
maidenhood (condition of being maiden) noun [UK: ˈmeɪdn.hʊd] [US: ˈmeɪdn.hʊd]	maagdelijkheidsubstantief
shieldmaiden (Norse female virgin who had chosen to fight in battle) noun	schildmaagdsubstantief

Your history