lest meaning in Dutch
| English | Dutch |
|---|---|
| lest (for fear that) conjunction [UK: lest] [US: ˈlest] | uit angst datvoegwoord |
| lest (that [...] not) conjunction [UK: lest] [US: ˈlest] | opdat ... nietvoegwoord |
| able [abler, ablest] (legally qualified) adjective [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | bevoegdbijvoeglijk naamwoord gerechtigdbijvoeglijk naamwoord in aanmerking komendbijvoeglijk naamwoord |
| able [abler, ablest] (permitted to) adjective [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | bekwaambijvoeglijk naamwoord de mogelijkheid hebbenbijvoeglijk naamwoord in staatbijvoeglijk naamwoord |
| able [abler, ablest] (skillful) adjective [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | bedrevenbijvoeglijk naamwoord competentbijvoeglijk naamwoord handigbijvoeglijk naamwoord kundigbijvoeglijk naamwoord |
| ample [ampler, amplest] adjective [UK: ˈæm.pl̩] [US: ˈæm.pl̩] | abondantbijvoeglijk naamwoord overvloedigbijvoeglijk naamwoord rijkelijk voorhandenbijvoeglijk naamwoord |
| atonal [atonaler, atonalest] (lacking a tonal center or key (music)) adjective [UK: eɪ.ˈtəʊn.l̩] [US: eˈto.ʊn.l̩] | atonaalbijvoeglijk naamwoord |
| bless [blest, blest, blessing, blesses] (confer blessing on) verb [UK: bles] [US: ˈbles] | zegenenwerkwoord |
| brittle [brittler, brittlest] (able to break or snap easily under stress or pressure) adjective [UK: ˈbrɪt.l̩] [US: ˈbrɪt.l̩] | broosbijvoeglijk naamwoord brosbijvoeglijk naamwoord |
| brittle [brittler, brittlest] (apt to break or crumble when bending) adjective [UK: ˈbrɪt.l̩] [US: ˈbrɪt.l̩] | breekbaarbijvoeglijk naamwoord |
| brittle [brittler, brittlest] (emotionally fragile, easily offended) adjective [UK: ˈbrɪt.l̩] [US: ˈbrɪt.l̩] | kribbigkoelafstandelijkbijvoeglijk naamwoord |
| candlestick (a holder with a socket or spike for a candle) noun [UK: ˈkændl.stɪk] [US: ˈkæn.dəl.ˌstɪk] | kandelaarsubstantief |
| celestial (relating to heaven (religious)) adjective [UK: sɪ.ˈle.stɪəl] [US: sə.ˈles.tʃəl] | hemelsbijvoeglijk naamwoord |
| celestial mechanics (dynamics of celestial bodies) noun | hemelmechanicasubstantief |
| celestial sphere (abstract sphere of infinite radius) noun [UK: sɪ.ˈle.stɪəl sfɪə(r)] [US: sə.ˈles.tʃəl sˈfɪr] | hemelbolsubstantief |
| cholesterol [cholesterols] (an essential component of mammalian cell membranes) noun [UK: kə.ˈle.stə.rɒl] [US: kə.ˈle.stə.ˌrɒl] | cholesterolsubstantief |
| civil [civiller, civillest] (behaving in a reasonable or polite manner) adjective [UK: ˈsɪ.vəl] [US: ˈsɪ.vəl] | beschaafdbijvoeglijk naamwoord geciviliseerdbijvoeglijk naamwoord |
| civil [civiller, civillest] (related to people and government office as opposed to military or religion) adjective [UK: ˈsɪ.vəl] [US: ˈsɪ.vəl] | burgerlijkbijvoeglijk naamwoord civielbijvoeglijk naamwoord |
| cobblestone [cobblestones] (a rounded stone) noun [UK: ˈkɒbl.stəʊn] [US: ˈkɑː.bəlˌstoʊn] | kassei; kasseisteensubstantief keisteen;substantief |
| cool [cooler, coolest] (allowing or suggesting heat relief) adjective [UK: kuːl] [US: ˈkuːl] | verkoelendbijvoeglijk naamwoord verkwikkendbijvoeglijk naamwoord |
| cool [cooler, coolest] (colloquial: all right, acceptable) adjective [UK: kuːl] [US: ˈkuːl] | aanvaardbaarbijvoeglijk naamwoord acceptabelbijvoeglijk naamwoord in ordebijvoeglijk naamwoord okeebijvoeglijk naamwoord patabelbijvoeglijk naamwoord |
| cool [cooler, coolest] (colloquial: being considered as "popular" by others) adjective [UK: kuːl] [US: ˈkuːl] | coolbijvoeglijk naamwoord |
Your history
Online dictionaries
- Arabic-English
- Bulgarian-English
- Chinese-English
- Danish-English
- Dothraki-English
- Dutch-English
- Esperanto-English
- French-English
- German-English
- Hindi-English
- Hungarian-English
- Italian-English
- Latin-English
- Norwegian-English
- Polish-English
- Portuguese-English
- Romanian-English
- Russian-English
- Serbian-Croatian-English
- Slovak-English
- Spanish-English
- Swedish-English
- Synonym-English
- Turkish-English
All online dictionaries »