English-Dutch dictionary »

implement meaning in Dutch

EnglishDutch
implement [implements] (a tool)
noun
[UK: ˈɪm.plɪ.ment]
[US: ˈɪm.plə.mənt]

gereedschapsubstantief
{n}

hulpmiddelsubstantief
{n}

implement [implemented, implementing, implements] (bring about)
verb
[UK: ˈɪm.plɪ.ment]
[US: ˈɪm.plə.mənt]

implementerenwerkwoord

toepassenwerkwoord

uitwerkenwerkwoord

implementation [implementations] (process of moving an idea from concept to reality)
noun
[UK: ˌɪm.plɪ.men.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˌɪm.plə.men.ˈteɪʃ.n̩]

implementatiesubstantief
{f}