English-Dutch dictionary »

immortal meaning in Dutch

EnglishDutch
immortal (not susceptible to death)
adjective
[UK: ɪ.ˈmɔːt.l̩]
[US: ˌɪ.ˈmɔːr.tl̩]

ondoodbaarbijvoeglijk naamwoord

onsterfelijkbijvoeglijk naamwoord

immortalise (to make eternally famous)
verb
[UK: ɪ.ˈmɔː.tə.laɪz]
[US: ɪ.ˈmɔː.tə.laɪz]

vereeuwigenwerkwoord

immortality (condition of not being susceptible to death)
noun
[UK: ˌɪ.mɔː.ˈtæ.lɪ.ti]
[US: ˌɪ.mɔːr.ˈtæ.lə.ti]

onsterfelijkheidsubstantief
{f}