English-Dutch dictionary »

however meaning in Dutch

EnglishDutch
however (nevertheless)
adverb
[UK: haʊ.ˈe.və(r)]
[US: ˌhɑː.ˈwe.vər]

daarentegenbijwoord

echterbijwoord

however adverb
[UK: haʊ.ˈe.və(r)]
[US: ˌhɑː.ˈwe.vər]

eender hoebijwoord

however conjunction
[UK: haʊ.ˈe.və(r)]
[US: ˌhɑː.ˈwe.vər]

hoe dan ookvoegwoord