English-Dutch dictionary »

hog meaning in Dutch

EnglishDutch
hog [hogs] (animal of the family Suidae)
noun
[UK: hɒɡ]
[US: ˈhɑːɡ]

varkensubstantief

zwijnsubstantief
{n}

hog [hogged, hogging, hogs] (to take more than one's share)
verb
[UK: hɒɡ]
[US: ˈhɑːɡ]

inpikkenwerkwoord

voor zichzelf opeisenwerkwoord

hog-tie (figurative use)
verb
[UK: hɒɡ taɪ]
[US: ˈhɑːɡ ˈtaɪ]

kluisterenwerkwoord

knevelenwerkwoord

hogshead (measure of capacity for liquids)
noun
[UK: ˈhɒɡz.hed]
[US: ˈhɒɡz.hed]

okshoofdsubstantief

oxhoofdsubstantief

Hogwarts (fictional school for learning magic)
proper noun
[UK: ˈhɒ.ˌwɔːts]
[US: ˈhɒ.ˌwɔːrts]

Zweinsteineigennam

hogwash (nonsense)
noun
[UK: ˈhɒ.ɡwɒʃ]
[US: ˈhɑː.ˌɡwɑːʃ]

prietpraatsubstantief
{m}

hogweed (umbelliferous plant, Heracleum)
noun
[UK: hˈɒɡwiːd]
[US: hˈɑːɡwiːd]

berenklauwsubstantief
{f}

European hedgehog (Erinaceus europaeus)
noun
[UK: ˌjʊə.rə.ˈpɪən ˈhedʒ.hɒɡ]
[US: ˌjʊ.rə.ˈpiːən ˈheʤ.ˌhɑːɡ]

egelsubstantief

hedgehog [hedgehogs] (animal)
noun
[UK: ˈhedʒ.hɒɡ]
[US: ˈheʤ.ˌhɑːɡ]

egelsubstantief
{m}

lithograph [lithographs] (image produced by lithography)
noun
[UK: ˈlɪ.θə.ɡrɑːf]
[US: ˈlɪ.θə.ˌɡræf]

lithosubstantief
{m}

steendrucksubstantief
{m}

lithography (printing method)
noun
[UK: lɪ.ˈθɒ.ɡrə.fi]
[US: lə.ˈθɑː.ɡrə.fi]

lithografiesubstantief
{f}

mahogany [mahoganies] (wood)
noun
[UK: mə.ˈhɒ.ɡə.ni]
[US: mə.ˈhɑː.ɡə.ni]

mahoniesubstantief

orthogonal (of right angles)
adjective
[UK: ɔː.ˈθɒ.ɡən.l̩]
[US: ɔːr.ˈθɒ.ɡən.l̩]

loodrechtbijvoeglijk naamwoord

orthogonaalbijvoeglijk naamwoord

orthographic (relating to orthography)
adjective
[UK: ˌɔːθ.ə.ˈɡræf.ɪk]
[US: ˌɔːrθ.ə.ˈɡræf.ɪk]

orthografischbijvoeglijk naamwoord

orthography [orthographies] (correct spelling according to established usage)
noun
[UK: ɔː.ˈθɒ.ɡrə.fi]
[US: ɔːr.ˈθɑː.ɡrə.fi]

ortografiesubstantief
{f}

orthography [orthographies] (method of representing a language or the sounds of language by written symbols, see also: spelling)
noun
[UK: ɔː.ˈθɒ.ɡrə.fi]
[US: ɔːr.ˈθɑː.ɡrə.fi]

spellingsubstantief
{f}

pathogen [pathogens] (any organism or substance that causes disease)
noun
[UK: ˈpæ.θə.dʒən]
[US: ˈpæ.θə.dʒən]

pathogeensubstantief

ziektekiemsubstantief
{f}

pathogenic (able to cause disease)
adjective
[UK: ˈpæ.θə.dʒən]
[US: ˌpæ.θə.ˈdʒe.nɪk]

pathogeenbijvoeglijk naamwoord

road hog (bad or inconsiderate driver)
noun
[UK: ˈrəʊd.hɒɡ]
[US: ˈrəʊd.hɒɡ]

wegpiraatsubstantief
{m}

warthog [warthogs] (a species of wild pig)
noun
[UK: ˈwɔːt.hɒɡ]
[US: ˈwɔːrt.hɒɡ]

knobbelzwijnsubstantief
{n}

wrattenzwijnsubstantief
{n}