English-Dutch dictionary »

eric meaning in Dutch

EnglishDutch
Americas (North and South America)
proper noun
[UK: ə.ˈmer.ɪk.əz]
[US: ə.ˈmer.ɪk.əz]

Amerikaeigennam
{n}

americium (chemical element with atomic number 95)
noun
[UK: ˌæ.mə.ˈrɪ.siəm]
[US: ˌæ.mə.ˈrɪ.siəm]

americiumsubstantief
{n}

amphoteric (having the characteristics of both an acid and a base)
adjective
[UK: ˌamfəʊtˈerɪk]
[US: ˌæmfoʊtˈerɪk]

amfoteerbijvoeglijk naamwoord

anti-American (opposing America)
adjective
[UK: ˈæn.ti ə.ˈmer.ɪk.ən]
[US: ˈæn.ti ə.ˈmer.ɪk.ən]

anti-Amerikaansbijvoeglijk naamwoord

anti-Americanism (the fear or dislike of the United States or American people, policies, culture or government)
noun

antiamerikanismesubstantief
{n}

atmospheric (relating to the atmosphere)
adjective
[UK: ˌæt.məs.ˈfe.rɪk]
[US: ˌæt.məs.ˈfe.rɪk]

atmosferischbijvoeglijk naamwoord

atmospheric pressure (pressure caused by weight of the atmosphere)
noun
[UK: ˌæt.məs.ˈfe.rɪk ˈpre.ʃə(r)]
[US: ˌæt.məs.ˈfe.rɪk ˈpre.ʃər]

luchtdruksubstantief
{m}

Central America (part of North America)
proper noun
[UK: ˈsen.trəl ə.ˈmer.ɪk.ə]
[US: ˈsen.trəl ə.ˈmer.ɪk.ə]

Centraal-Amerikaeigennam

Midden-Amerikaeigennam

Central American [Central Americans] (Central American person)
noun
[UK: ˈsen.trəl ə.ˈmer.ɪk.ən]
[US: ˈsen.trəl ə.ˈmer.ɪk.ən]

Centraal-Amerikaansubstantief
{m}

Central American (relating to Central America)
adjective
[UK: ˈsen.trəl ə.ˈmer.ɪk.ən]
[US: ˈsen.trəl ə.ˈmer.ɪk.ən]

Centraal-Amerikaansbijvoeglijk naamwoord

choleric (easily becoming angry)
adjective
[UK: ˈkɒ.lə.rɪk]
[US: ˈkɑː.lə.rɪk]

cholerischbijvoeglijk naamwoord

kwaadbijvoeglijk naamwoord

cleric [clerics] (clergy member)
noun
[UK: ˈkle.rɪk]
[US: ˈkle.rɪk]

geestelijkesubstantief
{m}

declericalization noun

ontklerikaliseringsubstantief
{f}

do you accept American dollars (do you accept American dollars?)
phrase

aanvaardt u Amerikaanse dollars?phrase

esoteric (confidential; private)
adjective
[UK: ˌe.səʊ.ˈte.rɪk]
[US: ˌeso.ʊ.ˈte.rɪk]

exclusiefbijvoeglijk naamwoord

esoteric (having to do with concepts that are highly theoretical)
adjective
[UK: ˌe.səʊ.ˈte.rɪk]
[US: ˌeso.ʊ.ˈte.rɪk]

cerebraalbijvoeglijk naamwoord

esoteric (understood only by a chosen few)
adjective
[UK: ˌe.səʊ.ˈte.rɪk]
[US: ˌeso.ʊ.ˈte.rɪk]

esoterischbijvoeglijk naamwoord

esotericism (tendency)
noun
[UK: ˌɛsəʊˈtɛrɪkɪz(ə)m ]
[US: ˌɛsəˈtɛrɪkɪz(ə)m ]

esoteriesubstantief
{f}

esoterismesubstantief
{n}

exoteric (accessible, capable of being readily or fully comprehended)
adjective
[UK: ˌek.səʊ.ˈte.rɪk]
[US: ˌek.sə.ˈte.rɪk]

bevattelijkbijvoeglijk naamwoord

toegankelijkbijvoeglijk naamwoord

exoteric (of or pertaining to concepts having obvious practical application)
adjective
[UK: ˌek.səʊ.ˈte.rɪk]
[US: ˌek.sə.ˈte.rɪk]

praktijkgerichtbijvoeglijk naamwoord

praktischbijvoeglijk naamwoord

exoteric (suitable to be imparted to the public)
adjective
[UK: ˌek.səʊ.ˈte.rɪk]
[US: ˌek.sə.ˈte.rɪk]

exoterischbijvoeglijk naamwoord

openbaarbijvoeglijk naamwoord

Frederick (male given name)
proper noun
[UK: ˈfre.drɪk]
[US: ˈfre.drɪk]

Frederikeigennam
{m}

generic (not having a brand name)
adjective
[UK: dʒɪ.ˈne.rɪk]
[US: dʒə.ˈne.rɪk]

generiekbijvoeglijk naamwoord

Hispanic America (parts of the Americas which speak Spanish)
proper noun
[UK: hɪ.ˈspæ.nɪk ə.ˈmer.ɪk.ə]
[US: hə.ˈspæ.nɪk ə.ˈmer.ɪk.ə]

Hispano-Amerikaeigennam

Spaans-Amerikaeigennam

Homeric laughter (boisterous laughter)
noun
[UK: həʊ.ˈme.rɪk ˈlɑːf.tə(r)]
[US: hoʊ.ˈme.rɪk ˈlæf.tər]

homerisch gelachsubstantief
{n}

homerische lachsubstantief
{m}

hysterical (arising from hysteria)
adjective
[UK: hɪ.ˈste.rɪk.l̩]
[US: ˌhɪ.ˈste.rɪk.l̩]

hysterischbijvoeglijk naamwoord

Jericho (city)
proper noun
[UK: ˈdʒe.rɪˌk.əʊ]
[US: ˈdʒe.rɪˌko.ʊ]

Jerichoeigennam

Latin America (parts of the Americas which speak Spanish or Portuguese)
proper noun
[UK: ˈlæ.tɪn ə.ˈmer.ɪk.ə]
[US: ˈlæ.tən ə.ˈmer.ɪk.ə]

Latijns-Amerikaeigennam

Latin American (Of or relating to Latin America)
adjective
[UK: ˈlæ.tɪn ə.ˈmer.ɪk.ən]
[US: ˈlæ.tən ə.ˈmer.ɪk.ən]

Latijns-Amerikaansbijvoeglijk naamwoord

limerick [limericks] (humorous rhyming verse of five lines)
noun
[UK: ˈlɪ.mə.rɪk]
[US: ˈlɪ.mə.rɪk]

limericksubstantief

maverick [mavericks] (one who is unconventional or does not abide by rules)
noun
[UK: ˈmæ.və.rɪk]
[US: ˈmæ.və.rɪk]

individualistsubstantief
{c}

nonconformistsubstantief
{m}

123