English-Dutch dictionary »

disturb meaning in Dutch

EnglishDutch
disturb [disturbed, disturbing, disturbs] (confuse or irritate)
verb
[UK: dɪ.ˈstɜːb]
[US: ˌdɪ.ˈstɝːb]

storenwerkwoord

verstorenwerkwoord

disturbance [disturbances] (act of disturbing, being disturbed)
noun
[UK: dɪ.ˈstɜː.bəns]
[US: ˌdɪ.ˈstɝː.bəns]

storingsubstantief
{f}

verstoringsubstantief
{f}

disturbed (showing symptoms of mental illness, severe psychosis, or neurosis)
adjective
[UK: dɪ.ˈstɜːbd]
[US: ˌdɪ.ˈstɝːbd]

gestoordbijvoeglijk naamwoord

disturbing (causing distress or worry)
adjective
[UK: dɪ.ˈstɜːb.ɪŋ]
[US: ˌdɪ.ˈstɝːb.ɪŋ]

verontrustendbijvoeglijk naamwoord

do not disturb phrase
[UK: duː nɒt dɪ.ˈstɜːb]
[US: ˈduː ˈnɑːt ˌdɪ.ˈstɝːb]

niet storenphrase

undisturbed (not disturbed)
adjective
[UK: ˌʌn.dɪ.ˈstɜːbd]
[US: ˌʌn.ˌdɪ.ˈstɝːbd]

ongestoordbijvoeglijk naamwoord