English-Dutch dictionary »

dice meaning in Dutch

EnglishDutch
dice [diced, dicing, dices] (to cut into small cubes)
verb
[UK: daɪs]
[US: ˈdaɪs]

in blokjes snijdenwerkwoord

dice snake (Natrix tessellata)
noun

dambordslangsubstantief

dobbelsteenslangsubstantief

dicey [dicier, diciest] (fraught with danger)
adjective
[UK: ˈdaɪ.si]
[US: ˈdaɪ.si]

bedreigendbijvoeglijk naamwoord

gevaarlijkbijvoeglijk naamwoord

dicey [dicier, diciest] (of uncertain, risky outcome)
adjective
[UK: ˈdaɪ.si]
[US: ˈdaɪ.si]

onzekerbijvoeglijk naamwoord

riskantbijvoeglijk naamwoord

appendix [appendices] (text added to the end of a book or an article)
noun
[UK: ə.ˈpen.dɪks]
[US: ə.ˈpen.dɪks]

aanhangselsubstantief

appendixsubstantief

bodice [bodices] (blouse-like garment in European folk dress)
noun
[UK: ˈbɒ.dɪs]
[US: ˈbɒ.dɪs]

lijfjesubstantief
{n}

bodice [bodices] (kind of under waist stiffened with whalebone)
noun
[UK: ˈbɒ.dɪs]
[US: ˈbɒ.dɪs]

keurslijfsubstantief

bodice [bodices] (sleeveless garment covering body from neck to waist)
noun
[UK: ˈbɒ.dɪs]
[US: ˈbɒ.dɪs]

kledingstuksubstantief

cowardice (the lack of courage)
noun
[UK: ˈkaʊə.dɪs]
[US: ˈkaʊər.dəs]

lafheidsubstantief
{f}

jaundice (affect with jaundice; prejudice)
verb
[UK: ˈdʒɔːn.dɪs]
[US: ˈdʒɒn.dəs]

groen en geel worden van nijd of afgunst overwerkwoord

jaundice [jaundices] (morbid condition)
noun
[UK: ˈdʒɔːn.dɪs]
[US: ˈdʒɒn.dəs]

geelzuchtsubstantief
{f}

jaundiced (affected with jaundice)
adjective
[UK: ˈdʒɔːn.dɪst]
[US: ˈdʒɒn.dəst]

geelzuchtigbijvoeglijk naamwoord

jaundiced (prejudiced, envious)
adjective
[UK: ˈdʒɔːn.dɪst]
[US: ˈdʒɒn.dəst]

afgunstigbijvoeglijk naamwoord

bevooroordeeldbijvoeglijk naamwoord

pedicel [pedicels] (stalk of an individual flower)
noun
[UK: ˈpe.dɪ.səl]
[US: ˈpe.dɪ.səl]

bloemsteelsubstantief
{m}

prejudice [prejudices] (adverse judgement formed beforehand)
noun
[UK: ˈpre.dʒʊ.dɪs]
[US: ˈpre.dʒə.dəs]

vooroordeelsubstantief
{n}

prejudiced (having prejudices)
adjective
[UK: ˈpre.dʒʊ.dɪst]
[US: ˈpre.dʒə.dəst]

vooringenomenbijvoeglijk naamwoord

price index [price indices] (statistical estimate)
noun
[UK: praɪs ˈɪn.deks]
[US: ˈpraɪs ˈɪn.deks]

prijsindexsubstantief

radix [radices] (mathematics: number of distinct symbols used to represent numbers)
noun
[UK: radix]
[US: radix]

grondtalsubstantief

refractive index [refractive indices] (ratio of the speed of light in vacuum to another medium)
noun
[UK: rɪ.ˈfræk.tɪv ˈɪn.deks]
[US: rə.ˈfræk.tɪv ˈɪn.deks]

brekingsindexsubstantief
{m}