English-Dutch dictionary »

cover meaning in Dutch

EnglishDutch
cover [covered, covering, covers] ((music) make a cover version)
verb
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

coverenwerkwoord

cover [covered, covering, covers] (copulate (of animals))
verb
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

bespringenwerkwoord

bestijgenwerkwoord

parenwerkwoord

cover [covers] (cover charge)
noun
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

entreesubstantief

inkomsubstantief

cover [covered, covering, covers] (discuss, mention, deal with)
verb
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

behandelenwerkwoord

cover [covers] (front and back of a book or a magazine)
noun
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

coversubstantief
{m} {n}

kaftsubstantief
{m} {n}

omslagsubstantief

cover [covers] (hiding)
noun
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

dekkingsubstantief

cover [covers] (lid)
noun
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

dekselsubstantief
{n}

kapsubstantief
{f}

cover [covered, covering, covers] (to conceal or protect)
verb
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

bedekkenwerkwoord

dekkenwerkwoord

cover [covers] (top sheet)
noun
[UK: ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈkʌ.vər]

spreisubstantief

cover letter (letter to introduce a document)
noun
[UK: ˈkʌ.və(r) ˈle.tə(r)]
[US: ˈkʌ.vər ˈle.tər]

begeleidbriefsubstantief
{f}

begeleidende briefsubstantief
{f}

motivatiebriefsubstantief
{f}

cover story (story on a publication's front page)
noun

omslagartikelsubstantief
{n}

cover-up [cover-ups] (attempt to conceal or disguise a wrongdoing or a mistake)
noun
[UK: ˈkʌ.vər ʌp]
[US: ˈkʌ.vər ʌp]

wegmoffelensubstantief

cover version (rerecording of a song)
noun

coversubstantief

coverage [coverages] (amount by which something or someone is covered)
noun
[UK: ˈkʌ.və.rɪdʒ]
[US: ˈkʌ.və.rədʒ]

dekkingsubstantief
{f}

covert [coverts] (hiding place)
noun
[UK: ˈkʌ.vət]
[US: ˈkovərt]

schuilplaatssubstantief

air cover (protection by aircraft)
noun
[UK: eə(r) ˈkʌ.və(r)]
[US: ˈer ˈkʌ.vər]

luchtdekkingsubstantief
{m}

discover [discovered, discovering, discovers] (expose something previously covered)
verb
[UK: dɪ.ˈskʌ.və(r)]
[US: ˌdɪ.ˈskə.vər]

blootleggenwerkwoord

onthullenwerkwoord

discover [discovered, discovering, discovers] (find something for the first time)
verb
[UK: dɪ.ˈskʌ.və(r)]
[US: ˌdɪ.ˈskə.vər]

ontdekkenwerkwoord

discovery [discoveries] (something discovered)
noun
[UK: dɪ.ˈskʌ.və.ri]
[US: ˌdɪ.ˈskə.və.ri]

ontdekkingsubstantief
{f}

vindingsubstantief
{f}

from cover to cover (from the first page to the last page)
adverb
[UK: frəm ˈkʌ.və(r) tuː ˈkʌ.və(r)]
[US: frəm ˈkʌ.vər ˈtuː ˈkʌ.vər]

van kaft tot kaftbijwoord

van voor tot achterbijwoord

ground cover (something that overlays land)
noun

bodembedekkersubstantief

recover [recovered, recovering, recovers] (intransitive: to get better, regain health)
verb
[UK: rɪˈk.ʌ.və(r)]
[US: rɪˈk.ʌ.vər]

beter wordenwerkwoord

genezenwerkwoord

herstellenwerkwoord

recupererenwerkwoord

recover [recovered, recovering, recovers] (transitive: to get back, regain)
verb
[UK: rɪˈk.ʌ.və(r)]
[US: rɪˈk.ʌ.vər]

terugwinnenwerkwoord

recovery [recoveries] (act or process of regaining or repossession of something lost)
noun
[UK: rɪˈk.ʌ.və.ri]
[US: rɪˈk.ʌ.vri]

terugwinningsubstantief
{f}

recovery [recoveries] (return to normal health)
noun
[UK: rɪˈk.ʌ.və.ri]
[US: rɪˈk.ʌ.vri]

genezingsubstantief
{f}

12