clock meaning in Dutch

English	Dutch
clock [clocked, clocking, clocks] (measure the duration of) verb [UK: ˈklɒk] [US: ˈklɑːk]	klokkenwerkwoord
clock [clocks] (odometer) noun [UK: ˈklɒk] [US: ˈklɑːk]	kilometertellersubstantief {m} tellersubstantief {m}
clock face [clock faces] (the surface of a clock that contains the dial and hands) noun [UK: ˈklɒk feɪs] [US: ˈklɑːk ˈfeɪs]	wijzerplaatsubstantief {c}
clock gable (facade with a decorative bell shape) noun	klokgevelsubstantief {m}
clock radio (alarm clock that includes a radio) noun	wekkerradiosubstantief {m}
clock tower (tower having a large clock) noun	klokkentorensubstantief {m}
clockmaker (person who makes clocks) noun	horlogemaakstersubstantief {f} horlogemakersubstantief {m} klokkenmaakstersubstantief {m} klokkenmakersubstantief {m} uurwerkmaakstersubstantief {f} uurwerkmakersubstantief {m}
clockwise (in a circular fashion in the same direction as the hands of an analogue clock) adverb [UK: ˈklɒ.kwaɪz] [US: ˈklɑː.ˌkwaɪz]	in wijzerzinbijwoord met de klok meebijwoord rechtsombijwoord
clockwork [clockworks] (mechanism powered by coiled spring to drive mechanical device) noun [UK: ˈklɒ.kwɜːk] [US: ˈklɑː.ˌkwərk]	uurwerksubstantief {n}
alarm clock (type of clock) noun [UK: ə.ˈlɑːm ˈklɒk] [US: ə.ˈlɑːrm ˈklɑːk]	wekkersubstantief {m}
anticlockwise (in the opposite direction to the hands of an analogue clock) adjective [UK: ˌæn.ti.ˈklɒ.kwaɪz] [US: ˌæn.ti.ˈklɒ.kwaɪz]	in tegenwijzerzinbijvoeglijk naamwoord tegen de klok inbijvoeglijk naamwoord
anticlockwise (in the opposite direction to the hands of an analogue clock) adverb [UK: ˌæn.ti.ˈklɒ.kwaɪz] [US: ˌæn.ti.ˈklɒ.kwaɪz]	linksombijwoord tegen de klok inbijwoord
atomic clock (reference clock) noun [UK: ə.ˈtɒ.mɪk ˈklɒk] [US: ə.ˈtɑː.mɪk ˈklɑːk]	atoomkloksubstantief {f}
chess clock (clock system used in chess games) noun	wedstrijdkloksubstantief {f}
clean someone's clock (defeat decisively) verb	met iemand de vloer aanvegen; iemand uitschakelenwerkwoord
cuckoo clock (clock) noun [UK: ˈkʊk.uː ˈklɒk] [US: ˈkəˌk.uː ˈklɑːk]	koekoekskloksubstantief {f} {m}
five o'clock shadow (stubble beard) noun	stoppelbaardsubstantief {m}
o'clock (indication of time (the translations below are of "one o’clock")) adverb [UK: ə.ˈklɒk] [US: ə.ˈklɑːk]	één uurbijwoord
o'clock (the translations below are of "at one o’clock") adverb [UK: ə.ˈklɒk] [US: ə.ˈklɑːk]	om één uurbijwoord
pendulum clock (clock that uses a pendulum) noun	slingerkloksubstantief {f} slingeruurwerksubstantief {n}
radio clock (a clock that is synchronized to a remote time standard by means of radio signals) noun	radiokloksubstantief {f}
time clock (device that records times that employees start and finish work) noun [UK: ˈtaɪm ˈklɒk] [US: ˈtaɪm ˈklɑːk]	prikkloksubstantief {f}
water clock (device for measuring time) noun [UK: ˈwɔː.tə(r) ˈklɒk] [US: ˈwɒ.tər ˈklɑːk]	wateruuwerksubstantief

↑

clock meaning in Dutch

Your history

Online dictionaries

Might be interested