English-Dutch dictionary »

chant meaning in Dutch

English	Dutch
chant [chanted, chanting, chants] (sing monophonically without instruments) verb [UK: tʃɑːnt] [US: ˈtʃænt]	chantenwerkwoord zingenwerkwoord
chanterelle [chanterelles] (Cantharellus cibarius) noun [UK: ˌtʃæn.tə.ˈrel] [US: ʃæn.tʌ.ˈrel]	cantharelsubstantief {m} hanenkamsubstantief {m}
disenchantment [disenchantments] (The act of disenchating or the state of being disenchanted) noun [UK: ˌdɪ.sɪn.ˈtʃɑːnt.mənt] [US: ˌdɪ.sən.ˈtʃænt.mənt]	ontgoochelingsubstantief {f} onttoveringsubstantief {f}
enchant [enchanted, enchanting, enchants] (to cast a spell upon) verb [UK: ɪn.ˈtʃɑːnt] [US: en.ˈtʃænt]	betoverenwerkwoord
enchanted (under the influence of enchantment) adjective [UK: ɪn.ˈtʃɑːn.tɪd] [US: en.ˈtʃæn.təd]	betoverdbijvoeglijk naamwoord
enchanting (having the ability to enchant) adjective [UK: ɪn.ˈtʃɑːnt.ɪŋ] [US: en.ˈtʃænt.ɪŋ]	betoverendbijvoeglijk naamwoord
enchantress [enchantresses] (attractive woman skilled at using magic) noun [UK: ɪn.ˈtʃɑːn.trɪs] [US: en.ˈtʃæn.trəs]	hekssubstantief tovenaressubstantief
enchantress [enchantresses] (beautiful, charming and irresistible woman) noun [UK: ɪn.ˈtʃɑːn.trɪs] [US: en.ˈtʃæn.trəs]	charmeusesubstantief verleidstersubstantief
merchant [merchants] (person who traffics in commodities) noun [UK: ˈmɜː.tʃənt] [US: ˈmɝː.tʃənt]	koopmansubstantief {m} koopvrouwsubstantief {f}
merchant marine noun	burgerlijk zeemansubstantief {m} koopvaarderssubstantief {m-Pl} koopvaardijvlootsubstantief
merchant navy (civilian naval fleet) noun	handelsvlootsubstantief {f} {m}
penchant (taste, liking, or inclination (for)) noun [UK: ˈpɑːn.ʃɑːn] [US: ˈpen.tʃənt]	neigingsubstantief {f} voorkeursubstantief {f}

Default dictionary:
Theme
Change language (English)
- Magyar
- Nederlands
Own wordlists
- -
Dictionaries
Extras
Impressum
Feedback
Help
News
Data Protection
Terms