English-Dutch dictionary »

berry meaning in Dutch

EnglishDutch
berry [berries] (small fruit)
noun
[UK: ˈber.i]
[US: ˈber.i]

bessubstantief
{f}

bilberry [bilberries] (the shrub of this plant)
noun
[UK: ˈbɪl.bə.ri]
[US: ˈbɪl.bə.ri]

bosbessenstruiksubstantief

bilberry [bilberries] (type of blueberry from the cowberry family, see also: blueberry)
noun
[UK: ˈbɪl.bə.ri]
[US: ˈbɪl.bə.ri]

bosbessubstantief
{c}

black mulberry (fruit)
noun
[UK: blæk ˈmʌl.bri]
[US: ˈblæk ˈmʌl.ˌbe.ri]

moerbeisubstantief

moerbessubstantief

black mulberry (tree)
noun
[UK: blæk ˈmʌl.bri]
[US: ˈblæk ˈmʌl.ˌbe.ri]

zwarte moerbeisubstantief
{m}

blackberry [blackberries] (fruit)
noun
[UK: ˈblæk.bə.ri]
[US: ˈblæk.ˌbe.ri]

braamsubstantief
{m} {f}

braambessubstantief
{m} {f}

blackberry [blackberries] (shrub)
noun
[UK: ˈblæk.bə.ri]
[US: ˈblæk.ˌbe.ri]

braamstruiksubstantief
{m}

blackberry winter (period of cold weather around March, April or May)
noun

ijsheiligensubstantief

blueberry [blueberries] (fruit)
noun
[UK: ˈbluː.bə.ri]
[US: ˈbluː.ˌbe.ri]

blauwe bosbessubstantief
{m}

cape gooseberry [Cape gooseberries] (plant)
noun
[UK: keɪp ˈɡʊz.bə.ri]
[US: ˈkeɪp ˈɡuːˌs.be.ri]

goudbessubstantief

lampionplantsubstantief

cloudberry (fruit)
noun
[UK: ˈklaʊd.ˌbe.rɪ]
[US: ˈklaʊd.ˌbe.riː]

gele bosbraamsubstantief

kruipbraamsubstantief

cranberry [cranberries] (berry)
noun
[UK: ˈkræn.bə.ri]
[US: ˈkræn.ˌbe.ri]

Amerikaanse veenbessubstantief
{c}

cranberry juice [cranberry juices] (the unfermented juice of squeezed cranberries)
noun
[UK: ˈkræn.bə.ri dʒuːs]
[US: ˈkræn.ˌbe.ri ˈdʒuːs]

veenbessapsubstantief
{n}

dewberry [dewberries] (Rubus caesius)
noun
[UK: ˈduː.ˌbe.ri]
[US: ˈduː.ˌbe.ri]

dauwbraamsubstantief
{m} {f}

elderberry [elderberries] (fruit)
noun
[UK: ˈel.də.be.ri]
[US: ˈel.də.be.ri]

vlierbessubstantief
{f}

gooseberry [gooseberries] (fruit)
noun
[UK: ˈɡʊz.bə.ri]
[US: ˈɡuːˌs.be.ri]

klapbessubstantief
{f}

kruisbessubstantief
{f}

stekerbeessubstantief
{f}

hackberry [hackberries] (plant)
noun
[UK: ˈhæk.ˌbe.ri]
[US: ˈhæk.ˌbe.ri]

netelboomsubstantief

Indian mulberry (Morinda citrifolia)
noun

Indische moerbeisubstantief
{m} {f}

jostaberry (fruit)
noun

jostabessubstantief

lingonberry [lingonberries] (shrub)
noun
[UK: lˈɪŋɡənbəri]
[US: lˈɪŋɡənbˌeri]

rode bosbessubstantief
{f}

vossenbessubstantief
{f}

loganberry [loganberries] (raspberry-blackberry hybrid berry)
noun
[UK: ˈləʊ.ɡən.be.ri]
[US: ˈloʊ.ɡən.be.ri]

loganbessubstantief
{f}

mulberry [mulberries] (the fruit)
noun
[UK: ˈmʌl.bri]
[US: ˈmʌl.ˌbe.ri]

moerbeisubstantief
{f}

mulberry [mulberries] (the tree)
noun
[UK: ˈmʌl.bri]
[US: ˈmʌl.ˌbe.ri]

moerbeiboomsubstantief
{m}

raspberry [raspberries] (colour)
noun
[UK: ˈrɑːz.bə.ri]
[US: ˈræz.ˌbe.ri]

frambozenroodsubstantief
{n}

raspberry (containing or having the flavor/flavour of raspberries)
adjective
[UK: ˈrɑːz.bə.ri]
[US: ˈræz.ˌbe.ri]

frambozen-bijvoeglijk naamwoord

met frambozensmaakbijvoeglijk naamwoord

raspberry [raspberries] (plant)
noun
[UK: ˈrɑːz.bə.ri]
[US: ˈræz.ˌbe.ri]

framboossubstantief
{m}

frambozenstruiksubstantief
{m}

raspberry (the colour)
adjective
[UK: ˈrɑːz.bə.ri]
[US: ˈræz.ˌbe.ri]

frambozenroodbijvoeglijk naamwoord

rowanberry [rowanberries] (fruits of the rowan)
noun

wilde lijsterbessubstantief
{f}

salmonberry (fruit)
noun
[UK: sˈalmənbəri]
[US: sˈælmənbˌeri]

prachtframboossubstantief
{m}

serviceberry ( Amelanchier)
noun

krentenboompjesubstantief
{n}

snowberry [snowberries] noun
[UK: ˈsnəʊ.be.ri]
[US: ˈsnoʊ.be.ri]

sneeuwbessubstantief
{f}

12