ale meaning in Dutch

English	Dutch
atonal [atonaler, atonalest] (lacking a tonal center or key (music)) adjective [UK: eɪ.ˈtəʊn.l̩] [US: eˈto.ʊn.l̩]	atonaalbijvoeglijk naamwoord
azalea [azaleas] (plant, see also: rhododendron) noun [UK: ə.ˈzeɪ.liə] [US: ə.ˈzeɪ.ljə]	azaleasubstantief
Balearic (of the Balearic Islands) adjective	Baleaarsbijvoeglijk naamwoord
Balearic Islands (group of Mediterranean islands) proper noun [UK: beɪlˈarɪk ˈaɪləndz] [US: beɪlˈærɪk ˈaɪləndz]	de Baleareneigennam {Pl}
baleen (plates in mouth of baleen whale) noun [UK: bə.ˈliːn] [US: bə.ˈliːn]	baleinsubstantief {f}
baleen whale [baleen whales] (whale of the Mysticeti suborder) noun [UK: bə.ˈliːn weɪl] [US: bə.ˈliːn ˈweɪl]	baleinwalvis [baleinwalvissen]substantief
baleful (ominous) adjective [UK: ˈbeɪl.fl̩] [US: ˈbeɪl.fl̩]	miserabel ; wanhopigbijvoeglijk naamwoord onheilspellendbijvoeglijk naamwoord
bathroom scales (flat floor-mounted scales) noun [UK: ˈbɑː.θruːm skeɪlz] [US: ˈbæ.ˌθruːm ˈskeɪlz]	personenweegschaalsubstantief {f}
Baumé scale (liquids density scale) proper noun	Baumé-schaaleigennam
beaked whale (whales in the family Ziphiidae) noun	spitssnuitdolfijnsubstantief {m}
Beaufort scale (measure for the intensity of the wind) proper noun [UK: ˈbofərt skeɪl] [US: ˈbofərt ˈskeɪl]	schaal van Beauforteigennam {f}
beyond the pale (of a person or their behaviour: outside the bounds of what is acceptable, or regarded as good judgment, morality, etc.) preposition	over de grenspreposition
blue whale [blue whales] (a whale, Balaenoptera musculus) noun [UK: bluː weɪl] [US: ˈbluː ˈweɪl]	blauwe vinvissubstantief
Caledonia (Latin-based name for Scotland) proper noun [UK: ˌkæ.lə.ˈdəʊ.niə] [US: ˌkæ.ləˈdo.ʊ.niə]	Caledoniëeigennam
Caledonian (in or from Caledonia) adjective [UK: ˌkæ.lə.ˈdəʊ.niən] [US: ˌkæ.ləˈdo.ʊ.niən]	Caledonischbijvoeglijk naamwoord Schotsbijvoeglijk naamwoord
Caledonian (inhabitant of Caledonia) noun [UK: ˌkæ.lə.ˈdəʊ.niən] [US: ˌkæ.ləˈdo.ʊ.niən]	Caledoniërsubstantief {m} Caledonischesubstantief {f}
calefactory (warming room) noun [UK: ˌkæ.lɪ.ˈfæk.tə.rɪ] [US: ˌkæ.lʌ.ˈfæk.tʌ.riː]	calefactoriumsubstantief {n}
calendar [calendars] (list of planned events) noun [UK: ˈkæ.lɪn.də(r)] [US: ˈkæ.lən.dər]	agendasubstantief {m} schemasubstantief {n}
calendar [calendars] (system by which time is divided) noun [UK: ˈkæ.lɪn.də(r)] [US: ˈkæ.lən.dər]	kalendersubstantief {m}
calendar [calendared, calendaring, calendars] (to set a date for a proceeding in court) verb [UK: ˈkæ.lɪn.də(r)] [US: ˈkæ.lən.dər]	vastleggenwerkwoord
calender (machine) noun [UK: ˈkæ.lɪn.də(r)] [US: ˈkæ.lɪn.dər]	kalendersubstantief kalendermachinesubstantief stofglanzersubstantief
calends (first day of a month of the Roman calendar) noun [UK: ˈkæ.ləndz] [US: ˈkæ.ləndz]	kalendensubstantief
catalepsy [catalepsies] noun [UK: ˈkæ.tə.lep.si] [US: ˈkæ.tə.lep.si]	catalepsiesubstantief {f} katalepsiesubstantief {f}
chorale [chorales] (hymn tune) noun [UK: kə.ˈrɑːl] [US: kə.ˈrɑːl]	koraalsubstantief {m} {n}
chromatic scale (a scale including all twelve semitones in an octave) noun [UK: krəʊ.ˈmæ.tɪk skeɪl] [US: kroʊ.ˈmæ.tɪk ˈskeɪl]	chromatische toonladdersubstantief {f}
coalesce [coalesced, coalescing, coalesces] (to form from different elements) verb [UK: ˌkəʊə.ˈles] [US: ˌkoʊə.ˈles]	doen samensmeltenwerkwoord doen versmeltenwerkwoord
coalesce [coalesced, coalescing, coalesces] (to join into a single mass) verb [UK: ˌkəʊə.ˈles] [US: ˌkoʊə.ˈles]	samensmeltenwerkwoord versmeltenwerkwoord
coalescence (act of coalescing) noun [UK: ˌkəʊə.ˈle.səns] [US: ˌkoʊə.ˈle.səns]	samengroeiensubstantief
conceal [concealed, concealing, conceals] (to hide something) verb [UK: kən.ˈsiːl] [US: kən.ˈsiːl]	verbergenwerkwoord verstekenwerkwoord verstoppenwerkwoord

«<123 >↑

ale meaning in Dutch

Your history

Online dictionaries

Might be interested