English-Dutch dictionary »

able meaning in Dutch

EnglishDutch
arguable (open to argument)
adjective
[UK: ˈɑː.ɡjuəb.l̩]
[US: ˈɑːr.ɡjuːəb.l̩]

betwistbaarbijvoeglijk naamwoord

available (capable of being used)
adjective
[UK: ə.ˈveɪ.ləb.l̩]
[US: ə.ˈveɪ.ləb.l̩]

beschikbaarbijvoeglijk naamwoord

available (readily obtainable)
adjective
[UK: ə.ˈveɪ.ləb.l̩]
[US: ə.ˈveɪ.ləb.l̩]

voorhandenbijvoeglijk naamwoord

avoidable (capable of being avoided, shunned, or escaped)
adjective
[UK: ə.ˈvɔɪ.dəb.l̩]
[US: ə.ˌvɔɪ.dəb.l̩]

vermijdbaarbijvoeglijk naamwoord

voorkoombaarbijvoeglijk naamwoord

avoidable (capable of being vacated; liable to be annulled or made invalid; voidable)
adjective
[UK: ə.ˈvɔɪ.dəb.l̩]
[US: ə.ˌvɔɪ.dəb.l̩]

leegbaarbijvoeglijk naamwoord

be able to (have ability to)
verb
[UK: bi ˈeɪb.l̩ tuː]
[US: bi ˈeɪb.l̩ ˈtuː]

in staat zijn tewerkwoord

kunnenwerkwoord

vermogenwerkwoord

bearable (able to be borne)
adjective
[UK: ˈbeə.rəb.l̩]
[US: ˈbe.rəb.l̩]

draaglijkbijvoeglijk naamwoord

bell-gable (an architectural element)
noun

klokkengevelsubstantief
{m}

biodegradable (capable of being decomposed by biological activity)
adjective
[UK: ˌbaɪəʊ.dɪ.ˈɡreɪ.dəb.l̩]
[US: ˌbaɪo.ʊ.dɪ.ˈɡreɪ.dəb.l̩]

biologisch afbreekbaarbijvoeglijk naamwoord

cable [cables] (communications system with coaxial or fiber optic)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

kabelnetwerksubstantief
{n}

cable [cabled, cabling, cables] (fasten (as if) with cable(s))
verb
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

kabelenwerkwoord

cable [cables] (heavy rope or chain as used for mooring)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

trossubstantief
{m}

cable [cables] (large wire, rope)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

kabelsubstantief
{m}

cable [cables] (nautical unit of length)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

kabellengtesubstantief

cable [cabled, cabling, cables] (provide with cable(s))
verb
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

bekabelenwerkwoord

cablerenwerkwoord

cable [cables] (telegram)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩]
[US: ˈkeɪb.l̩]

kabeltelegramsubstantief
{n}

telegramsubstantief
{n}

cable car (hanging carriage)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩ kɑː(r)]
[US: ˈkeɪb.l̩ ˈkɑːr]

kabelbaansubstantief
{f}

cable internet (internet connectivity received through coaxial cables)
noun

kabelinternetsubstantief
{n}

cable modem (A modem that connects a personal computer to a fibre optic cable)
noun

kabelmodemsubstantief
{m} {n}

cable television (television received through coaxial cables)
noun
[UK: ˈkeɪb.l̩ ˈtel.ɪ.ˌvɪʒ.n̩]
[US: ˈkeɪb.l̩ ˈtel.ə.ˌvɪʒ.n̩]

kabeltelevisiesubstantief
{f}

cable tie (a type of fastener)
noun

bundelbandjesubstantief
{n}

kabelbindersubstantief

tiewrapsubstantief

cancellable (which can be cancelled)
adjective
[UK: ˈkænsələbl ]
[US: ˈkænsələbl ]

annuleerbaarbijvoeglijk naamwoord

capable (able and efficient)
adjective
[UK: ˈkeɪ.pəb.l̩]
[US: ˈkeɪ.pəb.l̩]

bekwaambijvoeglijk naamwoord

charitable (kind, generous)
adjective
[UK: ˈtʃæ.rɪ.təb.l̩]
[US: ˈtʃe.rə.təb.l̩]

weldadigbijvoeglijk naamwoord

cleavable (capable of being cleaved)
adjective
[UK: ˈkliːvəbl ]
[US: ˈklivəbl ]

splitsbarebijvoeglijk naamwoord

clock gable (facade with a decorative bell shape)
noun

klokgevelsubstantief
{m}

close the stable door after the horse has bolted (to attempt to prevent a problem that has already occurred)
verb

als het kalf verdronken iswerkwoord

dempt men de putwerkwoord

closed syllable (Translations)
noun

gesloten lettergreepsubstantief
{c}

coffee table (type of table)
noun
[UK: ˈkɒ.fi ˈteɪb.l̩]
[US: ˈkɑː.fi ˈteɪb.l̩]

salontafelsubstantief
{m}

comfortable (providing physical comfort and ease)
adjective
[UK: ˈkʌmf.təb.l̩]
[US: ˈkʌm.fər.təb.l̩]

comfortabelbijvoeglijk naamwoord

gemakkelijkbijvoeglijk naamwoord

comfortable adjective
[UK: ˈkʌmf.təb.l̩]
[US: ˈkʌm.fər.təb.l̩]

veiligbijvoeglijk naamwoord

1234