Engels-Nederlands woordenboek »

wee betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
American sweetgum (deciduous tree)
noun
[UK: ə.ˈmer.ɪk.ən]
[US: ə.ˈmer.ɪk.ən]

amberboomsubstantief

between (combined by effort or ownership)
preposition
[UK: bɪ.ˈtwiːn]
[US: bɪ.ˈtwiːn]

onderpreposition

between (in the position or interval that separates two things)
preposition
[UK: bɪ.ˈtwiːn]
[US: bɪ.ˈtwiːn]

tussenpreposition

between (shared in confidence by)
preposition
[UK: bɪ.ˈtwiːn]
[US: bɪ.ˈtwiːn]

onder ons gezegd en gezwegenpreposition

between a rock and a hard place (having the choice between two unpleasant options)
preposition

between plague and cholera)preposition

tussen pest en cholerapreposition

between you and me (in confidence)
preposition
[UK: bɪ.ˈtwiːn juː ənd miː]
[US: bɪ.ˈtwiːn ˈjuː ænd ˈmiː]

onder ons gezegdpreposition

bindweed (Convolvulaceae)
noun
[UK: ˈbaɪn.dwiːd]
[US: ˈbaɪn.dwiːd]

windesubstantief

bittersweet (both bitter and sweet)
adjective
[UK: ˈbɪ.tərˌ.swit]
[US: ˈbɪ.tər.ˌswit]

bitterzoetbijvoeglijk naamwoord

bittersweet (the bittersweet, Solanum dulcamara)
noun
[UK: ˈbɪ.tərˌ.swit]
[US: ˈbɪ.tər.ˌswit]

bitterzoetsubstantief

biweekly (occurring every two weeks)
adjective
[UK: bi.wee.kli]
[US: baɪ.ˈwiː.kli]

om de weekbijvoeglijk naamwoord

biweekly (occurring twice a week)
adjective
[UK: bi.wee.kli]
[US: baɪ.ˈwiː.kli]

tweemaal per weekbijvoeglijk naamwoord

carpet sweeper (mechanical device for cleaning carpets)
noun

rolvegersubstantief
{m}

chickweed (herb)
noun
[UK: ˈtʃɪ.kwiːd]
[US: ˈtʃɪ.kwiːd]

hoornbloemsubstantief

muursubstantief

chimney sweep (occupation)
noun
[UK: ˈtʃɪm.ni swiːp]
[US: ˈtʃɪm.ni ˈswiːp]

schoorsteenvegersubstantief
{m}

common chickweed (herb)
noun
[UK: ˈkɒ.mən ˈtʃɪ.kwiːd]
[US: ˈkɑː.mən ˈtʃɪ.kwiːd]

vogelmuursubstantief
{f}

zandhoornbloemsubstantief
{f}

duckweed (plant)
noun
[UK: ˈdʌ.kwiːd]
[US: ˈdʌ.ˌkwid]

kroossubstantief

field bindweed (Convolvulus arvensis)
noun
[UK: fiːld ˈbaɪn.dwiːd]
[US: ˈfiːld ˈbaɪn.dwiːd]

akkerwindesubstantief

flixweed (Descurainia sophia)
noun

sofiekruidsubstantief

Halloween (October 31st)
proper noun
[UK: ˌhæ.lə.ˈwiːn]
[US: ˌhæ.lə.ˈwiːn]

allerheiligenavondeigennam
{m}

Halloweeneigennam
{n}

hogweed (umbelliferous plant, Heracleum)
noun
[UK: hˈɒɡwiːd]
[US: hˈɑːɡwiːd]

berenklauwsubstantief
{f}

Holy Week (week preceding Easter)
proper noun
[UK: ˈhəʊ.li wiːk]
[US: ˈhoʊ.li ˈwiːk]

Goede Weekeigennam
{f} {m}

in between (between (adverbially))
adverb
[UK: ɪn bɪ.ˈtwiːn]
[US: ɪn bɪ.ˈtwiːn]

tusseninbijwoord

in between (between)
preposition
[UK: ɪn bɪ.ˈtwiːn]
[US: ɪn bɪ.ˈtwiːn]

tusseninpreposition

in-between (Lying between)
adjective
[UK: ˌɪn.bɪ.ˈtwiːn]
[US: bɪ.ˈtwiːn]

tussenliggendbijvoeglijk naamwoord

interviewee [interviewees] (Someone being interviewed)
noun
[UK: ˌɪn.tə.vjuː.ˈiː]
[US: ˌɪn.tər.vjuː.ˈiː]

geïnterviewdesubstantief
{c}

Japanese knotweed (Fallopia japonica)
noun
[UK: ˌdʒæ.pə.ˈniːz]
[US: ˌdʒæ.pə.ˈniːz]

japanse duizendknoopsubstantief

jimsonweed (Datura stramonium)
noun
[UK: dʒˈɪmsənwˌiːd]
[US: dʒˈɪmsənwˌiːd]

doornappelsubstantief

meadowsweet [meadowsweets] (Filipendula ulmaria)
noun
[UK: ˈme.dəʊ.swiːt]
[US: ˈmedo.ʊ.ˌswiːt]

moerasspireasubstantief

overweening (over-confident)
adjective
[UK: ˌəʊv.ə.ˈwiːn.ɪŋ]
[US: ˌoʊv.ə.ˈwiːn.ɪŋ]

arrogantbijvoeglijk naamwoord

zelfverzekerdbijvoeglijk naamwoord

pine weevil (species of weevil)
noun

dennensnuitkeversubstantief
{m}

ragweed (plant of the genus Ambrosia)
noun
[UK: ˈræ.ˌɡwid]
[US: ˈræ.ˌɡwid]

ambrosiasubstantief
{f}

read between the lines (infer a meaning that is not stated explicitly)
verb
[UK: riːd bɪ.ˈtwiːn ðə laɪnz]
[US: riːd bɪ.ˈtwiːn ðə ˈlaɪnz]

tussen de regels door lezenwerkwoord

retweet (message reposted or forwarded)
noun

retweetsubstantief
{m}

retweet (repost or forward a Twitter message)
verb

retweetenwerkwoord

seaweed [seaweeds] (marine plants and algae)
noun
[UK: ˈsiː.wiːd]
[US: ˈsiː.ˌwid]

zeewiersubstantief
{n}

123