un- betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| uncle [uncles] (source of advice, encouragement, or help) noun [UK: ˈʌŋk.l̩] [US: ˈʌŋk.l̩] | oompjesubstantief suikeroomsubstantief |
| uncle [uncles] (UK informal: pawnbroker, see also: pawnbroker) noun [UK: ˈʌŋk.l̩] [US: ˈʌŋk.l̩] | pandjesbaassubstantief |
| unclean (dirty, soiled or foul) adjective [UK: ˌʌn.ˈkliːn] [US: ən.ˈkliːn] | onreinbijvoeglijk naamwoord |
| uncleanliness (state of being unclean, dirty) noun [UK: ˌʌnˈklɛnlɪnɪs ] [US: ʌnˈklɛnlinɪs ] | onzuiverheidsubstantief |
| unclear adjective [UK: ʌn.ˈklɪə(r)] [US: ʌn.ˈklɪr] | onduidelijkbijvoeglijk naamwoord |
| uncomfortable (not comfortable) adjective [UK: ʌnˈk.ʌmf.təb.l̩] [US: ʌnˈk.əm.fər.təb.l̩] | ongemakkelijkbijvoeglijk naamwoord |
| uncommon (rare; not readily found; unusual) adjective [UK: ʌnˈk.ɒ.mən] [US: ʌnˈk.ɑː.mən] | zeldzaambijvoeglijk naamwoord |
| uncommon (remarkable; exceptional) adjective [UK: ʌnˈk.ɒ.mən] [US: ʌnˈk.ɑː.mən] | exceptioneelbijvoeglijk naamwoord uitzonderlijkbijvoeglijk naamwoord |
| uncompromising (inflexible and unwilling to negotiate or make concessions) adjective [UK: ʌnˈk.ɒm.prə.maɪz.ɪŋ] [US: ʌnˈk.ɑːm.prə.maɪz.ɪŋ] | compromisloosbijvoeglijk naamwoord |
| unconditional (without conditions) adjective [UK: ˌʌnk.ən.ˈdɪʃ.n̩əl] [US: ˌʌnk.ən.ˈdɪʃ.n̩əl] | onvoorwaardelijkbijvoeglijk naamwoord |
| unconditional surrender (surrender without conditions) noun | onvoorwaardelijke overgavesubstantief |
| uncongenial (not congenial, compatibal, sympathetic) adjective [UK: ˌʌnk.ən.ˈdʒiː.nɪəl] [US: ˌʌnk.ən.ˈdʒiː.nɪəl] | onpassendbijvoeglijk naamwoord |
| uncongenial (not pleasing; disagreeable) adjective [UK: ˌʌnk.ən.ˈdʒiː.nɪəl] [US: ˌʌnk.ən.ˈdʒiː.nɪəl] | onaangenaambijvoeglijk naamwoord |
| unconscionable (excessive) adjective [UK: ʌnˈk.ɒn.ʃə.nəb.l̩] [US: ʌnˈk.ɑːn.ʃə.nəb.l̩] | excessiefbijvoeglijk naamwoord overdrevenbijvoeglijk naamwoord |
| unconscionable (not conscionable; unscrupulous) adjective [UK: ʌnˈk.ɒn.ʃə.nəb.l̩] [US: ʌnˈk.ɑːn.ʃə.nəb.l̩] | gewetenloosbijvoeglijk naamwoord onbillijkbijvoeglijk naamwoord |
| unconscious (not awake) adjective [UK: ʌnˈk.ɒn.ʃəs] [US: ˌənˈk.ɑːn.ʃəs] | bewusteloosbijvoeglijk naamwoord |
| unconscious [unconsciouses] (that part of mind that is not consciously perceived) noun [UK: ʌnˈk.ɒn.ʃəs] [US: ˌənˈk.ɑːn.ʃəs] | onbewustesubstantief onderbewustzijnsubstantief |
| unconscious (without directed thought or awareness) adjective [UK: ʌnˈk.ɒn.ʃəs] [US: ˌənˈk.ɑːn.ʃəs] | onbewustbijvoeglijk naamwoord |
| uncontested (not contested or disputed) adjective [UK: ˌʌnk.ən.ˈte.stɪd] [US: ˌʌnk.ən.ˈte.stəd] | onomstredenbijvoeglijk naamwoord |
| uncontrolled (not controlled) adjective [UK: ˌʌnk.ən.ˈtrəʊld] [US: ˌʌnk.ənˈtroʊld] | ongecontroleerdbijvoeglijk naamwoord |
| uncork [uncorked, uncorking, uncorks] (to release a force) verb [UK: ˌʌnˈk.ɔːk] [US: ənˈk.ɔːrk] | ontkurkenwerkwoord |
| uncountable (mathematics: incapable of being enumerated by natural numbers) adjective [UK: ʌnˈk.aʊn.təb.l̩] [US: ʌnˈk.aʊn.təb.l̩] | overaftelbaarbijvoeglijk naamwoord |
| uncountable (too many to be counted) adjective [UK: ʌnˈk.aʊn.təb.l̩] [US: ʌnˈk.aʊn.təb.l̩] | ontelbaarbijvoeglijk naamwoord |
| unctuous (oily or greasy) adjective [UK: ˈʌŋk.tʃʊəs] [US: ˈʌŋt.ʃwəs] | olieachtigbijvoeglijk naamwoord vettigbijvoeglijk naamwoord |
| unctuous (profusely polite) adjective [UK: ˈʌŋk.tʃʊəs] [US: ˈʌŋt.ʃwəs] | vleierigbijvoeglijk naamwoord zalvendbijvoeglijk naamwoord |
| unctuous (taste: rich, lush, intense) adjective [UK: ˈʌŋk.tʃʊəs] [US: ˈʌŋt.ʃwəs] | rijkbijvoeglijk naamwoord romigbijvoeglijk naamwoord |
| uncultivated (not cultivated (land)) adjective [UK: ʌnˈk.ʌl.tɪ.veɪ.tɪd] [US: ʌnˈk.ʌl.tɪ.veɪ.tɪd] | onbebouwdbijvoeglijk naamwoord |
| uncultivated (uncivilized) adjective [UK: ʌnˈk.ʌl.tɪ.veɪ.tɪd] [US: ʌnˈk.ʌl.tɪ.veɪ.tɪd] | onbeschaafdbijvoeglijk naamwoord |
| undaunted (showing courage and resolution) adjective [UK: ˌʌn.ˈdɔːn.tɪd] [US: ən.ˈdɒn.təd] | onbevreesdbijvoeglijk naamwoord onversaagdbijvoeglijk naamwoord |
| undead (being animate, though non-living) adjective | ondodebijvoeglijk naamwoord |
| undecagon (11-sided polygon) noun [UK: ˌʌndɪkˈaɡən] [US: ˌʌndᵻkˈæɡɑːn] | elfhoeksubstantief |
