un- betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| un- (denoting absence) adjective [UK: ʌn] [US: ʌn] | on-bijvoeglijk naamwoord |
| un- (reversal or cancellation) adjective [UK: ʌn] [US: ʌn] | ont-bijvoeglijk naamwoord |
| un-American (contrary to the principles, institutions or interests of United States) adjective [UK: ˌjuː.ˈen ə.ˈmer.ɪk.ən] [US: ˈən ə.ˈmer.ɪk.ən] | on-Amerikaansbijvoeglijk naamwoord |
| UN Security Council (international organ) proper noun | Veiligheidsraadeigennam |
| UN (Initialism of United Nations, see also: United Nations) proper noun [UK: ˌjuː.ˈen] [US: ˈən] | VNeigennam |
| unabated (continuing at full strength) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈbeɪ.tɪd] [US: ˌʌ.nə.ˈbeɪ.təd] | onverminderdbijvoeglijk naamwoord |
| unable (not able) adjective [UK: ʌn.ˈeɪb.l̩] [US: ʌ.ˈneɪb.l̩] | niet in staatbijvoeglijk naamwoord onbekwaambijvoeglijk naamwoord |
| unacceptable (unsatisfactory; not acceptable) adjective [UK: ˌʌ.nək.ˈsep.təb.l̩] [US: ˌʌ.næk.ˈsep.təb.l̩] | onaanvaardbaarbijvoeglijk naamwoord |
| unaccompanied (performed without accompaniment) adjective [UK: ˌʌ.nəˈk.ʌm.pə.nɪd] [US: ˌʌ.nəˈk.əm.pə.nid] | onbegeleidbijvoeglijk naamwoord |
| unaccountable (Inexplicable) adjective [UK: ˌʌ.nəˈk.aʊn.təb.l̩] [US: ˌʌ.nəˈk.aʊn.təb.l̩] | onverklaarbaarbijvoeglijk naamwoord |
| unaccountable (Not responsible) adjective [UK: ˌʌ.nəˈk.aʊn.təb.l̩] [US: ˌʌ.nəˈk.aʊn.təb.l̩] | onaansprakelijkbijvoeglijk naamwoord |
| unadorned (Having no additional decoration) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈdɔːnd] [US: ˌʌ.nə.ˈdɔːrnd] | kaalbijvoeglijk naamwoord |
| unadulterated (pure) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈdʌl.tə.reɪ.tɪd] [US: ˌʌ.nə.ˈdəl.tə.ˌre.təd] | onversnedenbijvoeglijk naamwoord |
| unallowable (not allowable) adjective [UK: ˌə.nə.ˈlaʊə.bəl] [US: ˌə.nə.ˈlaʊə.bəl] | ontoelaatbaarbijvoeglijk naamwoord |
| unalloyed (pure, unadulterated) adjective [UK: ˌʌ.nəˈlɔɪd] [US: ə.ˈnæ.ˈlɔɪd] | onvermengdbijvoeglijk naamwoord puurbijvoeglijk naamwoord zuiverbijvoeglijk naamwoord |
| unaltered (remaining in its initial state) adjective [UK: ʌn.ˈɔːl.təd] [US: ʌ.ˈnɒl.tərd] | ongewijzigdbijvoeglijk naamwoord |
| unambiguous (clear, and having no uncertainty or ambiguity) adjective [UK: ˌʌ.næm.ˈbɪ.ɡjʊəs] [US: ˌʌ.næm.ˈbɪ.ɡjə.wəs] | ondubbelzinnigbijvoeglijk naamwoord |
| unanimity (condition) noun [UK: ˌjuː.nə.ˈnɪ.mɪ.ti] [US: ˌjuː.nə.ˈnɪ.mə.ti] | eensgezindheidsubstantief |
| unanimous (based on unanimity) adjective [UK: juː.ˈnæ.nɪ.məs] [US: juː.ˈnæ.nə.məs] | unaniembijvoeglijk naamwoord |
| unanimous (sharing the same view) adjective [UK: juː.ˈnæ.nɪ.məs] [US: juː.ˈnæ.nə.məs] | eensgezindbijvoeglijk naamwoord |
| unanswerable (not answerable; impossible to answer) adjective [UK: ˌʌn.ˈɑːn.sə.rəb.l̩] [US: ˌʌ.ˌnæn.sə.rəb.l̩] | antwoordloosbijvoeglijk naamwoord onbeantwoordbaarbijvoeglijk naamwoord |
| unarmed (defenceless and lacking a weapon) adjective [UK: ˌʌn.ˈɑːmd] [US: ə.ˈnɑːrmd] | ongewapendbijvoeglijk naamwoord |
| unarmed (not carrying arms) adjective [UK: ˌʌn.ˈɑːmd] [US: ə.ˈnɑːrmd] | vapenlösbijvoeglijk naamwoord |
| unassailable (secure against attack; impregnable) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈseɪ.ləb.l̩] [US: ˌʌ.nə.ˈseɪ.ləb.l̩] | onneembaarbijvoeglijk naamwoord |
| unassailable (undeniable, incontestable or incontrovertible) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈseɪ.ləb.l̩] [US: ˌʌ.nə.ˈseɪ.ləb.l̩] | onaantastbaarbijvoeglijk naamwoord onbetwistbaarbijvoeglijk naamwoord |
| unassuming (modest with no pretensions or ostentation) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈsjuːm.ɪŋ] [US: ˌʌ.nə.ˈsuːm.ɪŋ] | bescheidenbijvoeglijk naamwoord pretentieloosbijvoeglijk naamwoord |
| unattached (not attached) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈtætʃt] [US: ˌʌ.nə.ˈtætʃt] | losbijvoeglijk naamwoord niet gebondenbijvoeglijk naamwoord |
| unattached (not married) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈtætʃt] [US: ˌʌ.nə.ˈtætʃt] | alleenstaandbijvoeglijk naamwoord ongehuwdbijvoeglijk naamwoord |
| unattractive (not handsome or beautiful or appealing) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈtræk.tɪv] [US: ˌʌ.nə.ˈtræk.tɪv] | onaantrekkelijkbijvoeglijk naamwoord |
| unavailable (not available) adjective [UK: ˌʌ.nə.ˈveɪ.ləb.l̩] [US: ˌʌ.nə.ˈveɪ.ləb.l̩] | niet beschikbaarbijvoeglijk naamwoord niet verkrijgbaarbijvoeglijk naamwoord onbeschikbaarbijvoeglijk naamwoord |
