tic betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| Baltic (of the Baltic region or sea) adjective [UK: ˈbɔːl.tɪk] [US: ˈbɒl.tɪk] | Baltischbijvoeglijk naamwoord Oostzeebijvoeglijk naamwoord |
| Baltic-Finnic adjective [UK: ˈbɔːl.tɪk ˈfɪ.nɪk] [US: ˈbɒl.tɪk ˈfɪ.nɪk] | Baltisch-Finsbijvoeglijk naamwoord Oostzeefinsbijvoeglijk naamwoord |
| Baltic herring (Clupea harengus membras) noun | baltische haringsubstantief oostzeeharingsubstantief stromelingsubstantief |
| Baltic Sea (a sea) proper noun [UK: ˈbɔːl.tɪk siː] [US: ˈbɒl.tɪk ˈsiː] | Baltische Zeeeigennam Oostzeeeigennam |
| beautician [beauticians] (one who does hair styling, manicures, and other beauty treatments) noun [UK: bjuː.ˈtɪʃ.n̩] [US: ˈboˌtɪʃ.n̩] | schoonheidsspecialistsubstantief schoonheidsspecialistesubstantief |
| breadstick (slender loaf of crisp bread) noun [UK: brˈedstɪk] [US: brˈedstɪk] | broodstengelsubstantief soepstengelsubstantief |
| Briticism (word or expression used in Britain) noun [UK: ˈbrɪ.tɪ.sɪzm] [US: ˈbrɪ.tɪ.ˌsɪ.zəm] | Brits gezegdesubstantief |
| broomstick [broomsticks] (the handle of a broom) noun [UK: ˈbruːm.stɪk] [US: ˈbruːm.ˌstɪk] | bezemsteelsubstantief |
| bumper sticker (sticker) noun | bumperstickersubstantief |
| bureaucratic (of or pertaining to bureaucracy) adjective [UK: ˌbjʊə.rə.ˈkræ.tɪk] [US: ˌbjʊ.rə.ˈkræ.tɪk] | bureaucratischbijvoeglijk naamwoord |
| cancer stick (humorous: cigarette) noun | kankerstaafsubstantief |
| candlestick (a holder with a socket or spike for a candle) noun [UK: ˈkændl.stɪk] [US: ˈkæn.dəl.ˌstɪk] | kandelaarsubstantief |
| capitalistic (of or pertaining to capitalism or to capitalists) adjective [UK: ˌkæ.pɪ.tə.ˈlɪ.stɪk] [US: ˌkæ.pə.tə.ˈlɪ.stɪk] | kapitalistischbijvoeglijk naamwoord |
| castor bean tick [castor bean ticks] (Iduna rama) noun [UK: ˈkɑː.stə(r) biːn tɪk] [US: ˈkæ.stər ˈbiːn ˈtɪk] | schapenteeksubstantief |
| cathartic (purgative; inducing catharsis) adjective [UK: kə.ˈθɑː.tɪk] [US: kə.ˈθɑːr.tɪk] | bevrijdendbijvoeglijk naamwoord louterendbijvoeglijk naamwoord |
| caustic (capable of destroying organic tissue) adjective [UK: ˈkɔː.stɪk] [US: ˈkɑː.stɪk] | bijtendbijvoeglijk naamwoord corrosiefbijvoeglijk naamwoord |
| caustic (severe; satirical; sharp) adjective [UK: ˈkɔː.stɪk] [US: ˈkɑː.stɪk] | schamperbijvoeglijk naamwoord scherpbijvoeglijk naamwoord strengbijvoeglijk naamwoord |
| Celtic (of the Celts; of the style of the Celts) adjective [UK: ˈkel.tɪk] [US: ˈsel.tɪk] | Keltischbijvoeglijk naamwoord |
| Celtic Sea (sea) proper noun | Keltische Zeeeigennam |
| cerebral cortex [cerebral cortices] (layer of the brain) noun [UK: ˈse.rə.brəl ˈkɔː.teks] [US: ˈse.rə.brəl ˈkɔːr.teks] | hersenschorssubstantief |
| certificate of authenticity noun | certificaat van echtheidsubstantief echtheidscertificaatsubstantief |
| chaotic (extremely disorganized or in disarray) adjective [UK: keɪ.ˈɒ.tɪk] [US: ke.ˈɑː.tɪk] | onordelijkbijvoeglijk naamwoord verwardbijvoeglijk naamwoord wanordelijkbijvoeglijk naamwoord warrigbijvoeglijk naamwoord |
| chaotic (filled with chaos) adjective [UK: keɪ.ˈɒ.tɪk] [US: ke.ˈɑː.tɪk] | chaotischbijvoeglijk naamwoord |
| characteristic (being a distinguishing feature of a person or thing) adjective [UK: ˌkæ.rək.tə.ˈrɪ.stɪk] [US: ˌke.rək.tə.ˈrɪ.stɪk] | idiosyncratischbijvoeglijk naamwoord karakteristiekbijvoeglijk naamwoord |
