Engels-Nederlands woordenboek »

putt betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
putt [putted, putting, putts] (to lightly strike a golf ball with a putter)
verb
[UK: pʌt]
[US: ˈpət]

puttenwerkwoord

putter [putters] (type of golf club)
noun
[UK: ˈpʌ.tə(r)]
[US: ˈpʌ.tər]

puttersubstantief
{m}

put [put, put, putting, puts] (to express something in a certain manner)
verb
[UK: ˈpʊt]
[US: ˈpʊt]

brengenwerkwoord

put [put, put, putting, puts] (to place something somewhere)
verb
[UK: ˈpʊt]
[US: ˈpʊt]

doenwerkwoord

leggenwerkwoord

plaatsenwerkwoord

stellenwerkwoord

zettenwerkwoord

putto (representation of a small, naked, often winged child)
noun

cherubijnsubstantief
{m}

put the cart before the horse (to put things in the wrong order)
verb
[UK: ˈpʊt ðə kɑːt bɪ.ˈfɔː(r) ðə hɔːs]
[US: ˈpʊt ðə ˈkɑːrt bɪ.ˈfɔːr ðə ˈhɔːrs]

het paard achter de wagen spannenwerkwoord

put the cat among the pigeons verb
[UK: ˈpʊt ðə kæt ə.ˈmʌŋ ðə ˈpɪ.dʒənz]
[US: ˈpʊt ðə kæt ə.ˈmʌŋ ðə ˈpɪ.dʒənz]

de knuppel in het hoenderhok gooienwerkwoord

put the make on (pursue with romantic interest)
verb

avances makenwerkwoord

verleidenwerkwoord

put through (to connect (telephoning))
verb
[UK: ˈpʊt θruː]
[US: ˈpʊt θruː]

doorverbindenwerkwoord

input [inputted, inputted, inputting, inputs] (to enter data)
verb
[UK: ˈɪn.pʊt]
[US: ˈɪn.ˌpʊt]

ingevenwerkwoord

invoerenwerkwoord

output [outputted, outputted, outputting, outputs] (produce or create)
verb
[UK: ˈaʊt.pʊt]
[US: ˈaʊt.ˌpʊt]

opleverenwerkwoord

producerenwerkwoord

output [outputted, outputted, outputting, outputs] (send data to out of a computer)
verb
[UK: ˈaʊt.pʊt]
[US: ˈaʊt.ˌpʊt]

als uitvoer gevenwerkwoord

uitvoerenwerkwoord