Engels-Nederlands woordenboek »

non- betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
non- (not)
adjective
[UK: ˌnɒn]
[US: ˌnɒn]

niet-bijvoeglijk naamwoord

non-binary (not binary)
adjective

non-binairbijvoeglijk naamwoord

non-binary (outside the gender binary, see also: genderqueer)
adjective

niet-binairbijvoeglijk naamwoord

nonbinairbijvoeglijk naamwoord

non-commissioned officer (person of authority in the military who has not received a commission)
noun
[UK: nɒn kəˈmɪʃənd ˈɒfɪsə ]
[US: nɑn kəˈmɪʃənd ˈɔfəsər ]

onderofficiersubstantief
{m}

non-governmental organization [non-governmental organizations] (organization with no government participation)
noun
[UK: nɒn ˌɡʌv.n̩.ˈmen.tl̩ ˌɔː.ɡə.naɪ.ˈzeɪʃ.n̩]
[US: ˈnɑːn ˌɡʌ.vərn.ˈmen.tl̩ ˌɔːr.ɡə.nə.ˈzeɪʃ.n̩]

niet-gouvernementele organisatiesubstantief
{f}

non-native speaker (someone who has another native tongue then the language being used)
noun

niet-moedertaalspreekstersubstantief
{f}

niet-moedertaalsprekersubstantief
{m}

non-refoulement (principle that a person should not be returned to an area where they would face mistreatment)
noun

non-refoulementsubstantief

non-smoker (somebody who does not smoke tobacco)
noun
[UK: ˈnɒn.ˈsməʊk.ə]
[US: ˈnɒn.ˈsməʊk.ə]

niet-rokersubstantief
{m}

niet-rookstersubstantief
{f}

non-threatening (not posing a threat)
adjective

niet-bedreigendbijvoeglijk naamwoord

niet-bedreigendebijvoeglijk naamwoord

non-violent (opposed to violence)
adjective
[UK: nɒn ˈvaɪə.lənt]
[US: ˈnɑːn ˈvaɪə.lənt]

vredelievendbijvoeglijk naamwoord

non-violent (without violence)
adjective
[UK: nɒn ˈvaɪə.lənt]
[US: ˈnɑːn ˈvaɪə.lənt]

geweldloosbijvoeglijk naamwoord

niet-gewelddadigbijvoeglijk naamwoord

no news is good news (lack of information suggests nothing bad)
phrase

geen berichtphrase

goed berichtphrase

nonagon [nonagons] (A polygon with nine sides and nine angles)
noun
[UK: nˌɒnˈaɡɒn]
[US: nˌɑːnˈæɡɑːn]

negenhoeksubstantief
{m}

nonasyllabic (having nine syllables)
adjective

negenlettergrepigbijvoeglijk naamwoord

nonbeliever (a person who does not believe, especially regarding religion)
noun
[UK: ˌnɑːn.bə.ˈliː.və(r)]
[US: ˌnɑːn.bə.ˈliː.vər]

atheïstsubstantief
{m} {f}

ongelovigesubstantief
{m} {f}

nonce (one or single occasion; the present reason or purpose)
noun
[UK: nɒns]
[US: nɒns]

gelegenheidsubstantief
{f}

nonce word (word invented for the occasion)
noun

hapaxsubstantief
{m}

nonchalant (casually calm and relaxed)
adjective
[UK: ˈnɒn.ʃə.lənt]
[US: ˌnɑːn.ʃə.ˈlɑːnt]

nonchalantbijvoeglijk naamwoord

nondeterminism (dependence on other factors)
noun

niet-determinismesubstantief
{n}

nondeterministic (involving choices)
adjective

niet-deterministischbijvoeglijk naamwoord

none (not any person)
pronoun
[UK: nʌn]
[US: ˈnən]

niemandpronoun

niet eenpronoun

none (not any thing)
pronoun
[UK: nʌn]
[US: ˈnən]

geenpronoun

nietspronoun

nikspronoun

nonentity [nonentities] (an unimportant or insignificant person)
noun
[UK: nɒ.ˈnen.tɪ.ti]
[US: naˈnen.tə.ti]

schertsfiguursubstantief
{m} {f}

nonetheless (nevertheless)
adverb
[UK: ˌnʌn.ðə.ˈles]
[US: ˌnʌn.ðə.ˈles]

nietteminbijwoord

nonexistent (not existent)
adjective
[UK: ˌnɑː.nəɡ.ˈzɪ.stənt]
[US: ˌnɑː.nəg.ˈzɪ.stənt]

niet-bestaandbijvoeglijk naamwoord

nonfiction (written works intended to give facts)
noun
[UK: nɒn.ˈfɪk.ʃn̩]
[US: nanˈfɪk.ʃn̩]

non-fictiesubstantief

nonfree (not free of charge)
adjective

betaaldbijvoeglijk naamwoord

niet gratisbijvoeglijk naamwoord

nonfree (with copyright restrictions that prevent unrestricted distribution or reuse)
adjective

onvrijbijvoeglijk naamwoord

nonkilling (A precept or worldview)
noun

niet-dodingsubstantief

12