Nederlands-Engels woordenboek »

niets betekenis in Engels

NederlandsEngels
niets pronoun

none(not any thing)
pronoun
[UK: nʌn] [US: ˈnən]

nothing(not any thing)
pronoun
[UK: ˈnʌ.θɪŋ] [US: ˈnʌ.θɪŋ]

niets substantief

nix [nixes](colloquial: nothing)
noun
[UK: nɪks] [US: ˈnɪks]

niets doen werkwoord

goof off(engage in idle activity)
verb
[UK: ɡuːf ɒf] [US: ˈɡuːf ˈɒf]

niets nieuws onder de zon phrase

there is nothing new under the sun(there is nothing new)
phrase

niets om over naar huis te schrijven pronoun

nothing to write home about(not exceptional)
pronoun
[UK: ˈnʌ.θɪŋ tuː ˈraɪt həʊm ə.ˈbaʊt] [US: ˈnʌ.θɪŋ ˈtuː ˈraɪt hoʊm ə.ˈbaʊt]

niets onderhands preposition

above board(openly)
preposition

niets te danken phrase

don't mention it(it is too trivial to warrant thanks)
phrase
[UK: dəʊnt ˈmen.ʃn̩ ɪt] [US: ˈdoʊnt ˈmen.ʃn̩ ˈɪt]

you're welcome(reply to thanks)
phrase

nietsdoend bijvoeglijk naamwoord

idle [idler, idlest](not engaged in any occupation or employment)
adjective
[UK: ˈaɪd.l̩] [US: ˈaɪd.l̩]

nietsnut substantief

insect [insects](contemptible or powerless person)
noun
[UK: ˈɪn.sekt] [US: ˈɪn.ˌsekt]

loafer(idle person)
noun
[UK: ˈləʊ.fə(r)] [US: ˈloʊ.fə(r)]

wanker(idiot)
noun
[UK: ˈwæŋkə(r)] [US: ˈwæŋkər]

nietsnut substantief
{m} {f}

good-for-nothing(person of little worth or usefulness)
noun
[UK: ˈɡʊd fə nʌ.θɪŋ] [US: ˈɡʊd fə nʌ.θɪŋ]

punk [punks](worthless person)
noun
[UK: pʌŋk] [US: ˈpəŋk]

nietsvermoedend bijvoeglijk naamwoord

unsuspectingadjective
[UK: ˌʌn.sə.ˈspekt.ɪŋ] [US: ˌʌn.sə.ˈspekt.ɪŋ]

nietszeggend bijvoeglijk naamwoord

vacuous(lacking meaningful content)
adjective
[UK: ˈvæ.kjʊəs] [US: ˈvæ.kjuːəs]

niet-schuldig verklaren werkwoord

absolve [absolved, absolving, absolves](law: to pronounce not guilty; to grant a pardon for)
verb
[UK: əb.ˈzɒlv] [US: əb.ˈzɑːlv]

niet slecht bijvoeglijk naamwoord

not bad(reasonably good)
adjective
[UK: nɒt bæd] [US: ˈnɑːt ˈbæd]

niet snappen werkwoord

miss [missed, missing, misses](to fail to understand)
verb
[UK: mɪs] [US: ˈmɪs]

niet spraakzaam bijvoeglijk naamwoord

closemouthed [closemoutheds](reticent, secretive or uncommunicative)
adjective
[UK: klˈəʊsmaʊðd] [US: klˈoʊsmaʊðd]

niet steriliseerbaar bijvoeglijk naamwoord

unsterilizable(unable to become sterilized)
adjective

niet storen phrase

do not disturbphrase
[UK: duː nɒt dɪ.ˈstɜːb] [US: ˈduː ˈnɑːt ˌdɪ.ˈstɝːb]

het kan me niets schelen phrase

I don't carephrase
[UK: ˈaɪ dəʊnt keə(r)] [US: ˈaɪ ˈdoʊnt ˈker]

het maakt niets uit phrase

it doesn't matterphrase
[UK: ɪt ˈdʌznt ˈmæ.tə(r)] [US: ˈɪt ˈdʌ.zənt ˈmæ.tər]

ik wil niets kopen phrase

I don't want to buy anythingphrase

uit het niets preposition

out of nowhere(unexpectedly or unexplicably)
preposition

out of the blue(unexpectedly)
preposition
[UK: ˈaʊt əv ðə bluː] [US: ˈaʊt əv ðə ˈbluː]

voor niets bijwoord

for nothing(for free)
adverb
[UK: fɔː(r) ˈnʌ.θɪŋ] [US: ˈfɔːr ˈnʌ.θɪŋ]

Zoek geschiedenis