Engels-Nederlands woordenboek »

eye betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bullseye [bullseyes] (centre of a target)
noun
[UK: ˈbuːl.zaɪ]
[US: ˈbuːl.zaɪ]

roossubstantief

bullseye [bullseyes] (shot which hits the centre of a target)
noun
[UK: ˈbuːl.zaɪ]
[US: ˈbuːl.zaɪ]

voltreffersubstantief

cat's eye (retroreflective device placed on a road surface)
noun
[UK: ˈkæts aɪ]
[US: ˈkæts ˈaɪ]

kattenoogsubstantief

compound eye [compound eyes] (a visual organ found in arthropods such as insects and crustaceans)
noun
[UK: kəm.ˈpaʊnd aɪ]
[US: ˈkɑːm.paʊnd ˈaɪ]

facetoogsubstantief
{n}

convey [conveyed, conveying, conveys] (to carry)
verb
[UK: kən.ˈveɪ]
[US: kən.ˈveɪ]

overdragenwerkwoord

convey [conveyed, conveying, conveys] (to communicate)
verb
[UK: kən.ˈveɪ]
[US: kən.ˈveɪ]

overbrengenwerkwoord

cross-eyed adjective
[UK: ˈkrɒs aɪd]
[US: ˈkrɑːs ˈaɪd]

scheelbijvoeglijk naamwoord

crosseyed (having both eyes oriented inward, especially involuntarily)
adjective
[UK: ˈkrɒ.saɪd]
[US: ˈkrɒ.saɪd]

scheelbijvoeglijk naamwoord

curtsey [curtseyed, curtseying, curtseys] (to make a curtsey)
verb
[UK: ˈkɜːt.si]
[US: ˈkɝːt.si]

nijgenwerkwoord

deadeye (nautical: wooden disk for tightening shrouds)
noun
[UK: ded aɪ]
[US: ˈded ˈaɪ]

jufferbloksubstantief

disobey [disobeyed, disobeying, disobeys] (to refuse to obey an order)
verb
[UK: ˌdɪ.sə.ˈbeɪ]
[US: ˌdɪ.sə.ˈbeɪ]

niet gehoorzamenwerkwoord

evil eye (wicked look)
noun
[UK: ˈiːv.l̩ aɪ]
[US: ˈiːv.l̩ ˈaɪ]

boze oogsubstantief
{n}

feast for the eyes (a visually pleasing sight)
noun

lust voor het oogsubstantief

fisheye lens (wide-angle lens with extremely wide field of view)
noun

fisheyesubstantief
{n}

fisheye-objectiefsubstantief
{n}

visoogobjectiefsubstantief
{n}

four-eyes ((derogatory) person who wears spectacles)
noun
[UK: fɔː(r) aɪz]
[US: ˈfɔːr ˈaɪz]

brildraagstersubstantief
{f}

brildragersubstantief
{m}

brillemanssubstantief
{m}

brillenjoodsubstantief
{m}

goldeneye (duck)
noun
[UK: ˈɡoldə.ˌnaɪ]
[US: ˈɡoldə.ˌnaɪ]

brilduikersubstantief

hackneyed (repeated too often)
adjective
[UK: ˈhæk.nɪd]
[US: ˈhæk.nid]

afgezaagdbijvoeglijk naamwoord

banaalbijvoeglijk naamwoord

have eyes bigger than one's stomach (take more food than one can eat)
verb

ogen groter dan je maag hebbenwerkwoord

I spy with my little eye (phrase used in the game I spy)
phrase

ik ziephrase

ik zie wat jij niet zietphrase

in the blink of an eye (immediately, instantaneously)
preposition

in een oogwenkpreposition

in the land of the blind, the one-eyed man is king (In the land of the blind, the one-eyed man is king)
phrase
[UK: ɪn ðə lænd əv ðə blaɪnd ðə wʌn aɪd mæn ɪz kɪŋ]
[US: ɪn ðə ˈlænd əv ðə ˈblaɪnd ðə wʌn ˈaɪd ˈmæn ˈɪz ˈkɪŋ]

in het land der blinden is eenoog koningphrase

journey [journeyed, journeying, journeys] (to travel, to make a trip or voyage)
verb
[UK: ˈdʒɜː.ni]
[US: ˈdʒɝː.ni]

op trektocht gaanwerkwoord

reizenwerkwoord

rondreizenwerkwoord

rondtrekkenwerkwoord

trekkenwerkwoord

keep an eye on (to watch and pay attention to)
verb
[UK: kiːp ən aɪ ɒn]
[US: ˈkiːp ˈæn ˈaɪ ɑːn]

in de gaten houdenwerkwoord

obey [obeyed, obeying, obeys] (to do as ordered by)
verb
[UK: ə.ˈbeɪ]
[US: oˈbeɪ]

gehoorzamenwerkwoord

one-eyed (having only a single eye)
adjective
[UK: ˌwʌn ˈaɪd]
[US: ˌwʌn ˈaɪd]

eenogigbijvoeglijk naamwoord

out of the corner of one's eye (look sideways)
preposition

vanuit zijn ooghoekpreposition

oxeye daisy [oxeye daisies] (flower, Leucanthemum vulgare)
noun
[UK: ɒks aɪ ˈdeɪ.zi]
[US: ˈɑːks ˈaɪ ˈdeɪ.zi]

gewone margrietsubstantief
{m} {f}

Popeye (tough cartoon sailor)
proper noun
[UK: ˈpɑː.ˌpaɪ]
[US: ˈpɑː.ˌpaɪ]

Popeyeeigennam

purvey [purveyed, purveying, purveys] verb
[UK: pə.ˈveɪ]
[US: pər.ˈveɪ]

voorbereidenwerkwoord

123