Engels-Nederlands woordenboek »

custom betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
custom (custom-made)
adjective
[UK: ˈkʌ.stəm]
[US: ˈkʌ.stəm]

aangepastbijvoeglijk naamwoord

op maatbijvoeglijk naamwoord

custom [customs] (familiar acquaintance; familiarity)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm]
[US: ˈkʌ.stəm]

bekendheidsubstantief

custom [customs] (frequent repetition of the same act)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm]
[US: ˈkʌ.stəm]

gebruikensubstantief

manierensubstantief

custom [customs] (habitual buying of goods)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm]
[US: ˈkʌ.stəm]

klandiziesubstantief
{f}

custom [customs] (long-established practice)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm]
[US: ˈkʌ.stəm]

gebruiksubstantief

gewoontesubstantief

custom [customs] (the customary toll, tax, or tribute)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm]
[US: ˈkʌ.stəm]

accijnssubstantief

heffingsubstantief

tolsubstantief

custom house (official building, in a port, where customs are collected and shipping is cleared for entry and exit)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm ˈhaʊs]
[US: ˈkʌ.stəm ˈhaʊs]

douanesubstantief
{f}

custom-made adjective
[UK: ˌkʌ.stəm ˈmeɪd]
[US: ˌkʌ.stəm ˈmeɪd]

aangepastbijvoeglijk naamwoord

op maatbijvoeglijk naamwoord

customer [customers] (one who purchases or receives a product or service)
noun
[UK: ˈkʌ.stə.mə(r)]
[US: ˈkʌ.stə.mər]

klantsubstantief
{m}

customer service (act of providing services)
noun
[UK: ˈkʌ.stə.mə(r) ˈsɜː.vɪs]
[US: ˈkʌ.stə.mər ˈsɝː.vəs]

klantenservicesubstantief
{m} {f}

customer support (provision of service)
noun

klantenondersteuningsubstantief

customs (the duties or taxes imposed on imported or exported goods)
noun
[UK: ˈkʌ.stəmz]
[US: ˈkʌ.stəmz]

douanerechtensubstantief
{n-Pl}

customs clearance noun
[UK: ˈkʌ.stəmz ˈklɪə.rəns]
[US: ˈkʌ.stəmz ˈklɪ.rəns]

uitklaringsubstantief

customs declaration (statement)
noun
[UK: ˈkʌ.stəmz ˌde.klə.ˈreɪʃ.n̩]
[US: ˈkʌ.stəmz ˌde.klə.ˈreɪʃ.n̩]

douane-aangiftesubstantief
{f}

customs union (a type of trade bloc which is composed of a free trade area with a common external tariff)
noun
[UK: ˈkʌ.stəmz ˈjuː.nɪən]
[US: ˈkʌ.stəmz ˈjuː.njən]

douane-uniesubstantief
{f}

toluniesubstantief
{f}

tolverbondsubstantief
{m}

accustom [accustomed, accustoming, accustoms] (to be wont)
verb
[UK: əˈk.ʌ.stəm]
[US: əˈk.ə.stəm]

plegenwerkwoord

accustom [accustomed, accustoming, accustoms] (to make familiar by use)
verb
[UK: əˈk.ʌ.stəm]
[US: əˈk.ə.stəm]

doen wennenwerkwoord

wennenwerkwoord