Nederlands-Engels woordenboek »

gebruiken betekenis in Engels

NederlandsEngels
gebruiken werkwoord

handle [handled, handling, handles](to use the hands)
verb
[UK: ˈhæn.dl̩] [US: ˈhæn.dl̩]

use [used, using, uses](employ, apply)
verb
[UK: ˈjuːs] [US: ˈjuːs]

utilise [utilised, utilising, utilises](to make use of; to use)
verb
[UK: ˈjuːtɪˌlaɪz] [US: ˈjuːtɪˌlaɪz]

gebruiken substantief

custom [customs](frequent repetition of the same act)
noun
[UK: ˈkʌ.stəm] [US: ˈkʌ.stəm]

demagogie gebruiken werkwoord

demagogue(speak or act in the manner of a demagogue)
verb
[UK: ˈde.mə.ɡɒɡ] [US: ˈde.mə.ˌɡɑːɡ]

een schoenlepel gebruiken werkwoord

shoehorn(to use a shoehorn)
verb
[UK: ˈʃuː.hɔːn] [US: ˈʃuː.ˌhɔːrn]

een skin gebruiken werkwoord

skin [skinned, skinning, skins](to use a replacement image for the graphical user interface of)
verb
[UK: skɪn] [US: ˈskɪn]

een troop gebruiken werkwoord

trope(to use a trope)
verb
[UK: trəʊp] [US: troʊp]

hergebruiken werkwoord

recycle [recycled, recycling, recycles](to break down and reuse component materials)
verb
[UK: ˌriː.ˈsaɪk.l̩] [US: ri.ˈsaɪk.l̩]

repurpose(reuse without alteration)
verb

resurrect [resurrected, resurrecting, resurrects](to restore to a working state)
verb
[UK: ˌre.zə.ˈrekt] [US: ˌre.zə.ˈrekt]

reuse [reused, reusing, reuses](to use again)
verb
[UK: ˌriː.ˈjuːz] [US: ri.ˈjuːs]

opgebruiken werkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs](to consume completely)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb] [US: əb.ˈzɔːrb]

plunder [plundered, plundering, plunders](to use or use up wrongfully)
verb
[UK: ˈplʌn.də(r)] [US: ˈplʌn.dər]

verkeerd gebruiken werkwoord

abuse [abused, abusing, abuses](to use improperly)
verb
[UK: ə.ˈbjuːs] [US: ə.ˈbjuːs]

↑

Zoek geschiedenis

    Online woordenboeken

    Meer curiosa