Nederlands-Engels woordenboek »

moeilijk betekenis in Engels

NederlandsEngels
moeilijk bijvoeglijk naamwoord

cumbersome(burdensome or hindering, as if a weight or drag; vexatious; cumbrous)
adjective
[UK: ˈkʌm.bə.səm] [US: ˈkʌm.bər.səm]

difficult(hard, not easy)
adjective
[UK: ˈdɪ.fɪkəlt] [US: ˈdɪ.fəkəlt]

hard [harder, hardest](requiring a lot of effort to do or understand)
adjective
[UK: hɑːd] [US: ˈhɑːrd]

onerous(burdensome)
adjective
[UK: ˈəʊn.ər.əs] [US: ˈoʊn.ər.əs]

moeilijk afscheid substantief
{n}

wrench [wrenches](violent emotional change caused by separation)
noun
[UK: rentʃ] [US: ˈrentʃ]

moeilijk beschrijfbaar bijvoeglijk naamwoord

elusive(difficult to describe)
adjective
[UK: ɪ.ˈluː.sɪv] [US: ə.ˈluː.sɪv]

moeilijk maken werkwoord

hinder [hindered, hindering, hinders](to make difficult to accomplish)
verb
[UK: ˈhɪn.də(r)] [US: ˈhɪn.dər]

interfere [interfered, interfering, interferes]verb
[UK: ˌɪn.tə.ˈfɪə(r)] [US: ˌɪn.tər.ˈfɪr]

moeilijk parket substantief
{f}

abashment(the state of being abashed; confusion from shame)
noun
[UK: ə.ˈbæ.ʃmənt] [US: ə.ˈbæ.ʃmənt]

moeilijk te beklimmen bijvoeglijk naamwoord

arduous(hard to climb)
adjective
[UK: ˈɑː.djuəs] [US: ˈɑːr.dʒuːəs]

moeilijkheid substantief

trouble [troubles](distressful or dangerous situation)
noun
[UK: ˈtrʌb.l̩] [US: ˈtrʌb.l̩]

moeilijkheid substantief
{f}

difficulty [difficulties](state of being difficult)
noun
[UK: ˈdɪ.fɪk.əl.ti] [US: ˈdɪ.fɪˌk.əl.ti]

moeilijkheidsgraad substantief
{m}

difficulty level(difficulty of completing a task or objective)
noun

in moeilijkheden substantief

deep water(difficult or embarrassing situation)
noun
[UK: diːp ˈwɔː.tə(r)] [US: ˈdiːp ˈwɒ.tər]

voortdurend in moeilijkheden bijvoeglijk naamwoord

embattled(having battlements or crenellations)
adjective
[UK: ɪm.ˈbæt.l̩d] [US: em.ˈbæt.l̩d]

Zoek geschiedenis