Engels-Nederlands woordenboek »

cook betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
cook [cooked, cooking, cooks] (colloquial: to be uncomfortably hot)
verb
[UK: kʊk]
[US: ˈkʊk]

bakkenwerkwoord

cook [cooks] (person who prepares food)
noun
[UK: kʊk]
[US: ˈkʊk]

koksubstantief
{m}

kokkin [kokkinnen]substantief
{f}

cook [cooked, cooking, cooks] (to prepare food for eating)
verb
[UK: kʊk]
[US: ˈkʊk]

kokenwerkwoord

Cook Islander (person from the Cook Islands)
noun

Cookeilandersubstantief
{m}

Cookeilandsesubstantief
{f}

Cook Islands (self-governing country in Oceania)
proper noun
[UK: kʊk ˈaɪ.ləndz]
[US: ˈkʊk ˈaɪ.ləndz]

Cookeilandeneigennam
{n-Pl}

Cook Islands Maori (official language of the Cook Islands)
proper noun

Rarotongaanseigennam
{n}

cookbook [cookbooks] (book of cooking recipes)
noun
[UK: ˈkʊk.bʊk]
[US: ˈkʊk.ˌbʊk]

kookboeksubstantief
{n}

cooked (of food, that has been prepared by cooking)
adjective
[UK: kʊkt]
[US: ˈkʊkt]

gekooktbijvoeglijk naamwoord

cookie [cookies] (small, flat baked good, see also: biscuit)
noun
[UK: ˈkʊk.i]
[US: ˈkʊk.i]

koekjesubstantief

cookie-cutter (looking or seeming identical)
adjective

doorsneebijvoeglijk naamwoord

gietvormigbijvoeglijk naamwoord

modelvormigbijvoeglijk naamwoord

standaardbijvoeglijk naamwoord

cookie jar (a vessel for storing food)
noun

koekjestrommelsubstantief

Cookie Monster (Sesame Street character)
proper noun

Koekiemonstereigennam
{m}

cooking apple (apple primarily used for making pies, crumbles or sauces)
noun

stoofappelsubstantief
{m}

cooking pot (any cooking vessel)
noun
[UK: ˈkʊkɪŋ pɒt]
[US: ˈkʊkɪŋ ˈpɑːt]

kookpotsubstantief
{m}

pansubstantief
{f}

potsubstantief
{m}

soepketelsubstantief
{m}

cooking show noun

kookprogrammasubstantief

fortune cookie (snack)
noun
[UK: ˈfɔː.tʃuːn ˈkʊk.i]
[US: ˈfɔːr.tʃən ˈkʊk.i]

gelukskoekjesubstantief
{n}

goose is cooked (all hope is gone)
phrase

de rapen zijn gaarphrase

HTTP cookie (packet of information)
noun

cookiesubstantief
{n}

pressure cooker (cooking vessel)
noun
[UK: ˈpre.ʃə(r) ˈkʊkə(r)]
[US: ˈpre.ʃər ˈkʊkər]

hogedrukpansubstantief
{f}

snelkookpansubstantief
{f}

rice cooker (kitchen appliance designed to cook rice)
noun

rijstkokersubstantief
{m}

rijststomersubstantief
{m}

too many cooks spoil the broth (with too many people a task won't be done very well)
phrase
[UK: tuː ˈmen.i kʊks spɔɪl ðə brɒθ]
[US: ˈtuː ˈmen.i ˈkʊks ˌspɔɪl ðə ˈbrɒθ]

veel koks bederven de brijphrase

veel koks verzouten de brijphrase

undercooked (insufficiently cooked)
adjective
[UK: ˌʌnd.ə.ˈkʊkt]
[US: ˌʌnd.r̩ˈkʊkt]

niet gaar genoegbijvoeglijk naamwoord

undercooked (not overcooked)
adjective
[UK: ˌʌnd.ə.ˈkʊkt]
[US: ˌʌnd.r̩ˈkʊkt]

niet te gaarbijvoeglijk naamwoord