Engels-Nederlands woordenboek »

case betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
case [cases] (actual event, situation, or fact)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

gevalsubstantief
{n}

case [cases] (box containing a number of identical items of manufacture)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

kistsubstantief
{f}

case [cases] (law: lawsuit)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

processubstantief
{n}

rechtszaaksubstantief
{f} {m}

case [cases] (outer covering or framework of a piece of apparatus)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

omhulselsubstantief
{n}

case [cases] (piece of furniture, constructed partially of transparent glass or plastic)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

uitstalraamsubstantief
{n}

vitrinesubstantief
{f}

case [cases] (piece of luggage that can be used to transport an apparatus)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

tassubstantief
{f}

case [cases] (sheath, covering)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

hulselsubstantief
{n}

case [cases] (suitcase)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

valiessubstantief
{n}

case [cases] (typography: the nature of a piece of alphabetic type)
noun
[UK: keɪs]
[US: ˈkeɪs]

kastsubstantief
{f}

case law (law developed through court decisions)
noun
[UK: keɪs lɔː]
[US: ˈkeɪs ˈlɑː]

jurisprudentiesubstantief
{f}

rechtersrechtsubstantief
{n}

rechtspraaksubstantief
{f}

case sensitive (distinguishing upper- and lower-case letters)
adjective

hoofdlettergevoeligbijvoeglijk naamwoord

casemate (bombproof chamber as part of fortification)
noun
[UK: ˈkeɪ.smeɪt]
[US: ˈkeɪ.smeɪt]

kazematsubstantief

abessive case (case used to express the lack of something)
noun

abessiefsubstantief
{m}

ablative case (grammatical case used to indicate movement away from something, removal, separation, source)
noun
[UK: ˈæ.blə.tɪv keɪs]
[US: ˈæ.blə.tɪv ˈkeɪs]

ablatiefsubstantief
{m}

absolutive case (case used to indicate the patient or experiencer of a verb’s action)
noun
[UK: ˌæb.sə.ˈluː.tɪv keɪs]
[US: ˌæb.sə.ˈluː.tɪv ˈkeɪs]

absolutiefsubstantief
{m}

allative case (case used to indicate movement onto, or to the adjacency of something)
noun
[UK: ˈalətˌɪv kˈeɪs]
[US: ˈælətˌɪv kˈeɪs]

allatiefsubstantief
{m}

basket case (one made powerless or ineffective, as by nerves, panic or stress)
noun
[UK: ˈbɑː.skɪt keɪs]
[US: ˈbæ.skət ˈkeɪs]

;substantief

hopeloos gevalsubstantief

zenuwpeessubstantief

benefactive case (case used to indicate beneficiary)
noun

benefactiefsubstantief
{m}

bookcase (furniture displaying books)
noun
[UK: ˈbʊk keɪs]
[US: ˈbʊkˌkes]

boekenkastsubstantief
{c}

briefcase [briefcases] (case used for carrying documents)
noun
[UK: ˈbriːfk.eɪs]
[US: ˈbriːfˌkes]

aktetassubstantief

comitative case (case used to denote companionship)
noun

comitatiefsubstantief

dative case (case used to express direction towards an indirect object)
noun
[UK: ˈdeɪ.tɪv keɪs]
[US: ˈdeɪ.tɪv ˈkeɪs]

datiefsubstantief
{m}

dativussubstantief
{m}

derde naamvalsubstantief
{m}

elative case (case used to indicate movement out of something)
noun

elatiefsubstantief
{m}

elatieve naamvalsubstantief
{m}

encase [encased, encasing, encases] (to enclose in a case)
verb
[UK: ɪnˈk.eɪs]
[US: enˈk.eɪs]

omhullenwerkwoord

ergative case (case used to indicate the agent of a verb in ergative-absolutive languages)
noun

ergatiefsubstantief
{m}

grammatical case (mode of inflection of a word)
noun
[UK: ɡrə.ˈmæ.tɪk.l̩ keɪs]
[US: ɡrə.ˈmæ.tək.l̩ ˈkeɪs]

casussubstantief
{m}

naamvalsubstantief
{m}

illative case (case used to indicate movement into something)
noun
[UK: ɪ.ˈleɪ.tɪv keɪs]
[US: ˈɪ.lə.tɪv ˈkeɪs]

illatiefsubstantief
{m}

illativussubstantief
{m}

in any case (at any rate)
preposition
[UK: ɪn ˈe.ni keɪs]
[US: ɪn ˈe.ni ˈkeɪs]

in elk gevalpreposition

in ieder gevalpreposition

12