Engels-Nederlands woordenboek »

bar betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bar [bars] (business licensed to sell intoxicating beverages)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

barsubstantief
{m}

cafésubstantief
{n}

kroegsubstantief
{f}

taveernesubstantief
{m}

bar [bars] (counter of such premises)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

tapkastsubstantief
{f}

toogsubstantief
{m}

bar [bars] (cuboid piece of any commodity)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

reepsubstantief
{f}

stuksubstantief
{n}

bar [bars] (law: collective term for lawyers)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

advocatuursubstantief

baliesubstantief

bar [bars] (law: profession of lawyers)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

orde van advocatensubstantief
{f}

bar [bars] (nautical: sand formation)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

zandbanksubstantief
{f}

bar [bars] (official order prohibiting some activity)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

bansubstantief
{n}

verbodsubstantief
{n}

bar [bars] (solid object with uniform cross-section)
noun
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

baarsubstantief
{f}

bloksubstantief
{n}

staafsubstantief
{f}

stangsubstantief
{m}

bar [barred, barred, barring, bars] (to lock or bolt with a bar)
verb
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

barrerenwerkwoord

vergrendelenwerkwoord

bar [barred, barred, barring, bars] (to obstruct the passage of)
verb
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

blokkerenwerkwoord

versperrenwerkwoord

bar [barred, barred, barring, bars] (to prohibit)
verb
[UK: bɑː(r)]
[US: ˈbɑːr]

verbiedenwerkwoord

bar chart [bar charts] (graph in the form of boxes of different heights)
noun
[UK: bɑː(r) tʃɑːt]
[US: ˈbɑːr ˈtʃɑːrt]

staafdiagramsubstantief
{n}

bar-crested antshrike (a passerine bird of the antbird family)
noun

streepkuif-mierklauwiersubstantief

bar-headed goose (Anser indicus)
noun

indische ganssubstantief
{f}

bar line (vertical line across a staff)
noun

maatstreepsubstantief
{f}

bar shot (double-headed shot connected by a bar)
noun

boutkogelsubstantief
{m}

schietboutsubstantief
{m}

bar stool (stool used for sitting)
noun
[UK: bɑː(r) stuːl]
[US: ˈbɑːr ˈstuːl]

barkruksubstantief
{m} {f}

bar-tailed godwit [bar-tailed godwits] noun
[UK: bɑː(r) teɪld]
[US: ˈbɑːr ˈteɪld]

rosse gruttosubstantief

barb [barbs] (point that stands backward in an arrow, fishhook, etc)
noun
[UK: bɑːb]
[US: ˈbɑːrb]

weerhaaksubstantief

Barbadian (of or relating to Barbados)
adjective
[UK: bɑː.ˈbeɪ.dɪən]
[US: bɑːr.ˈbeɪ.dɪən]

Barbadaansbijvoeglijk naamwoord

Barbadiaansbijvoeglijk naamwoord

Barbadian [Barbadians] (person from Barbados)
noun
[UK: bɑː.ˈbeɪ.dɪən]
[US: bɑːr.ˈbeɪ.dɪən]

Barbadaansubstantief
{m}

Barbadaansesubstantief
{f}

Barbadiaansubstantief
{m}

Barbadiaansesubstantief
{f}

Barbados (country in the Caribbean)
proper noun
[UK: bɑː.ˈbeɪ.dəs]
[US: barˈbeɪdos]

Barbadoseigennam
{n}

barbarian [barbarians] (derogatory term for someone from a developing country)
noun
[UK: bɑː.ˈbeə.riən]
[US: barˈbe.riən]

primitievelingsubstantief
{m}

12